zijn
(n)
(n)
(bestaan)
|
liv
(n)
(n)
(bestaan)
|
zijn
(n)
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - m. enk.)
|
hans
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - m. enk.)
|
zijn
(n)
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - m. enk.)
|
dess
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - m. enk.)
|
zijn
(n)
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - m. mv.)
|
hans
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - m. mv.)
|
zijn
(n)
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk.)
|
hans
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk.)
|
zijn
(n)
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - mv.)
|
dess
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - mv.)
|
zijn
(n)
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk.)
|
dess
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk.)
|
zijn
(n)
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - mv.)
|
hans
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - mv.)
|
zijn
(n)
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - m. mv.)
|
dess
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - m. mv.)
|
zijn
(n)
(v)
(algemeen)
|
vara
(v)
(algemeen)
|
geweest
bent
zijn
waren
was
|
är
är
var
var
|
zijn
(n)
(v)
(plaats)
|
existera
(v)
(plaats)
|
geweest
bent
zijn
waren
was
|
existerad
existerar
existerar
existerade
existerade
|
zijn
(n)
(v)
(plaats)
|
vara
(v)
(plaats)
|
geweest
bent
zijn
waren
was
|
är
är
var
var
|
zijn
(n)
(v)
(plaats)
|
vara belägen
(v)
(plaats)
|
zijn
(n)
(v)
(algemeen)
|
existera
(v)
(algemeen)
|
geweest
bent
zijn
waren
was
|
existerad
existerar
existerar
existerade
existerade
|
zijn
(n)
(v)
(filosofie)
|
vara belägen
(v)
(filosofie)
|
zijn
(n)
(v)
(algemeen)
|
vara belägen
(v)
(algemeen)
|
zijn
(n)
(v)
(filosofie)
|
existera
(v)
(filosofie)
|
geweest
bent
zijn
waren
was
|
existerad
existerar
existerar
existerade
existerade
|
zijn
(n)
(v)
(filosofie)
|
vara
(v)
(filosofie)
|
geweest
bent
zijn
waren
was
|
är
är
var
var
|