zijn
(n)
(n)
(bestaan)
|
essere
(m)
(n)
(bestaan)
|
geweest
bent
zijn
waren
was
|
essendo
sei
sono
erano
eri
|
zijn
(n)
(n)
(bestaan)
|
vita
(f)
(n)
(bestaan)
|
zijn
(n)
(n)
(bestaan)
|
esistenza
(f)
(n)
(bestaan)
|
zijn
(n)
(n)
(filosofie)
|
esistenza
(f)
(n)
(filosofie)
|
zijn
(n)
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - m. mv.)
|
le sue
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - m. mv.)
|
zijn
(n)
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - m. mv.)
|
il suo
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - m. mv.)
|
zijn
(n)
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - mv.)
|
la sua
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - mv.)
|
zijn
(n)
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - m. enk.)
|
il suo
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - m. enk.)
|
zijn
(n)
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - mv.)
|
il suo
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - mv.)
|
zijn
(n)
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - mv.)
|
le sue
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - mv.)
|
zijn
(n)
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - m. mv.)
|
i suoi
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - m. mv.)
|
zijn
(n)
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - m. mv.)
|
la sua
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - m. mv.)
|
zijn
(n)
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - mv.)
|
i suoi
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - mv.)
|
zijn
(n)
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - m. enk.)
|
la sua
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - m. enk.)
|
zijn
(n)
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - m. enk.)
|
le sue
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - m. enk.)
|
zijn
(n)
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk.)
|
il suo
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk.)
|
zijn
(n)
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk.)
|
la sua
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk.)
|
zijn
(n)
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - m. enk.)
|
i suoi
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - m. enk.)
|
zijn
(n)
(v)
(algemeen)
|
esistere
(v)
(algemeen)
|
geweest
bent
zijn
waren
was
|
esistendo
esisti
esistono
esistevano
esistevi
|
zijn
(n)
(v)
(algemeen)
|
essere
(m)
(v)
(algemeen)
|
geweest
bent
zijn
waren
was
|
essendo
sei
sono
erano
eri
|
zijn
(n)
(v)
(filosofie)
|
esistere
(v)
(filosofie)
|
geweest
bent
zijn
waren
was
|
esistendo
esisti
esistono
esistevano
esistevi
|
zijn
(n)
(v)
(plaats)
|
trovarsi
(v)
(plaats)
|
zijn
(n)
(v)
(algemeen)
|
trovarsi
(v)
(algemeen)
|
zijn
(n)
(v)
(plaats)
|
essere
(m)
(v)
(plaats)
|
geweest
bent
zijn
waren
was
|
essendo
sei
sono
erano
eri
|
zijn
(n)
(v)
(plaats)
|
esistere
(v)
(plaats)
|
geweest
bent
zijn
waren
was
|
esistendo
esisti
esistono
esistevano
esistevi
|
zijn
(n)
(v)
(filosofie)
|
trovarsi
(v)
(filosofie)
|
zijn
(n)
(v)
(filosofie)
|
essere
(m)
(v)
(filosofie)
|
geweest
bent
zijn
waren
was
|
essendo
sei
sono
erano
eri
|