Insluiten — Nederlandse Portugees vertaling81 vertaling

insluiten (n) (n) (algemeen) inclusão (f) (n) (algemeen)
insluiten (n) (n) (omringen) envolvimento (m) (n) (omringen)
insluiten (n) (n) (omringen) cerco (m) (n) (omringen)
insluiten (n) (n) (omringen) circundamento (m) (n) (omringen)
insluiten (n) (n) (omringen) encerramento (m) (n) (omringen)
insluiten (n) (v) (omvatten) abranger (v) (omvatten)
insluiten (n) (v) (algemeen) compreender (v) (algemeen)
insluiten (n) (v) (met zich meebrengen) murar (v) (met zich meebrengen)
insluiten (n) (v) (algemeen) cercar (v) (algemeen)
insluiten (n) (v) (met zich meebrengen) cobrir (v) (met zich meebrengen)
insluiten (n) (v) (mogelijkheid) significar (v) (mogelijkheid)
insluiten (n) (v) (opsluiten) confinar (v) (opsluiten)
insluiten (n) (v) (algemeen) significar (v) (algemeen)
insluiten (n) (v) (opsluiten) cobrir (v) (opsluiten)
insluiten (n) (v) (algemeen) encerrar (v) (algemeen)
insluiten (n) (v) (Brief) anexar (v) (Brief)
insluiten (n) (v) (vijand) cercar (v) (vijand)
insluiten (n) (v) (omvatten) murar (v) (omvatten)
insluiten (n) (v) (opsluiten) incluir (v) (opsluiten)
insluiten (n) (v) (algemeen) trancar (v) (algemeen)
insluiten (n) (v) (omheining) incluir (v) (omheining)
insluiten (n) (v) (algemeen) confinar (v) (algemeen)
insluiten (n) (v) (met zich meebrengen) incluir (v) (met zich meebrengen)
insluiten (n) (v) (mogelijkheid) compreender (v) (mogelijkheid)
insluiten (n) (v) (mogelijkheid) cercar (v) (mogelijkheid)
insluiten (n) (v) (omringen) circundar (v) (omringen)
insluiten (n) (v) (omheining) encerrar (v) (omheining)
insluiten (n) (v) (omringen) cercar (v) (omringen)
insluiten (n) (v) (omheining) cercar (v) (omheining)
insluiten (n) (v) (met zich meebrengen) cercar (v) (met zich meebrengen)
insluiten (n) (v) (opsluiten) murar (v) (opsluiten)
insluiten (n) (v) (omvatten) cobrir (v) (omvatten)
insluiten (n) (v) (omvatten) significar (v) (omvatten)
insluiten (n) (v) (met zich meebrengen) confinar (v) (met zich meebrengen)
insluiten (n) (v) (omheining) cobrir (v) (omheining)
insluiten (n) (v) (opsluiten) trancar (v) (opsluiten)
insluiten (n) (v) (vijand) rodear (v) (vijand)
insluiten (n) (v) (algemeen) murar (v) (algemeen)
insluiten (n) (v) (vijand) emboscar (v) (vijand)
insluiten (n) (v) (mogelijkheid) trancar (v) (mogelijkheid)
insluiten (n) (v) (omheining) conter (v) (omheining)
insluiten (n) (v) (met zich meebrengen) trancar (v) (met zich meebrengen)
insluiten (n) (v) (mogelijkheid) cobrir (v) (mogelijkheid)
insluiten (n) (v) (opsluiten) significar (v) (opsluiten)
insluiten (n) (v) (mogelijkheid) incluir (v) (mogelijkheid)
insluiten (n) (v) (opsluiten) encerrar (v) (opsluiten)
insluiten (n) (v) (omheining) abranger (v) (omheining)
insluiten (n) (v) (met zich meebrengen) compreender (v) (met zich meebrengen)
insluiten (n) (v) (omringen) rodear (v) (omringen)
insluiten (n) (v) (met zich meebrengen) abranger (v) (met zich meebrengen)
insluiten (n) (v) (algemeen) abranger (v) (algemeen)
insluiten (n) (v) (omheining) murar (v) (omheining)
insluiten (n) (v) (opsluiten) conter (v) (opsluiten)
insluiten (n) (v) (omheining) compreender (v) (omheining)
insluiten (n) (v) (omvatten) incluir (v) (omvatten)
insluiten (n) (v) (omheining) confinar (v) (omheining)
insluiten (n) (v) (omvatten) conter (v) (omvatten)
insluiten (n) (v) (opsluiten) compreender (v) (opsluiten)
insluiten (n) (v) (opsluiten) cercar (v) (opsluiten)
insluiten (n) (v) (omvatten) compreender (v) (omvatten)
insluiten (n) (v) (omvatten) trancar (v) (omvatten)
insluiten (n) (v) (mogelijkheid) conter (v) (mogelijkheid)
insluiten (n) (v) (omvatten) confinar (v) (omvatten)
insluiten (n) (v) (omheining) trancar (v) (omheining)
insluiten (n) (v) (algemeen) cobrir (v) (algemeen)
insluiten (n) (v) (omheining) significar (v) (omheining)
insluiten (n) (v) (Brief) incluir (v) (Brief)
insluiten (n) (v) (Brief) inserir (v) (Brief)
insluiten (n) (v) (omvatten) cercar (v) (omvatten)
insluiten (n) (v) (met zich meebrengen) encerrar (v) (met zich meebrengen)
insluiten (n) (v) (met zich meebrengen) significar (v) (met zich meebrengen)
insluiten (n) (v) (opsluiten) abranger (v) (opsluiten)
insluiten (n) (v) (mogelijkheid) murar (v) (mogelijkheid)
insluiten (n) (v) (met zich meebrengen) conter (v) (met zich meebrengen)
insluiten (n) (v) (mogelijkheid) encerrar (v) (mogelijkheid)
insluiten (n) (v) (algemeen) conter (v) (algemeen)
insluiten (n) (v) (mogelijkheid) confinar (v) (mogelijkheid)
insluiten (n) (v) (algemeen) incluir (v) (algemeen)
insluiten (n) (v) (omvatten) encerrar (v) (omvatten)
insluiten (n) (v) (mogelijkheid) abranger (v) (mogelijkheid)
insluiten (n) (v) (vijand) circundar (v) (vijand)
Vertalen Insluiten in andere talen
Vertalen insluiten in Engels
Vertalen insluiten in Duits
Vertalen insluiten in Frans
Vertalen insluiten in Italiaans
Vertalen insluiten in Spaans
Vertalen insluiten in Sloveens
Vertalen insluiten in Pools
Vertalen insluiten in Tsjechisch