Fout — Nederlandse Frans vertaling52 vertalingen gevonden

fout (m) (n) (vergissing) erreur (f) (n) (vergissing)
fout (m) (n) (karakter) démérite (m) (n) (karakter)
fout (m) (n) (vergissing) défaut (m) (n) (vergissing)
fout (m) (n) (gebrek) tort (m) (n) (gebrek)
fout (m) (n) (tekort) démérite (m) (n) (tekort)
fout (m) (n) (persoon) faute (f) (n) (persoon)
fout (m) (n) (vergissing) écart (m) (n) (vergissing)
fout (m) (n) (karakter) imperfection (f) (n) (karakter)
fout (m) (n) (voorwerpen) erreur (f) (n) (voorwerpen)
fout (m) (n) (voorwerpen) faute (f) (n) (voorwerpen)
fout (m) (n) (voorwerpen) tort (m) (n) (voorwerpen)
fout (m) (n) (gebrek) défaut (m) (n) (gebrek)
fout (m) (n) (gebrek) imperfection (f) (n) (gebrek)
fout (m) (n) (vergissing) imperfection (f) (n) (vergissing)
fout (m) (n) (voorwerpen) démérite (m) (n) (voorwerpen)
fout (m) (n) (tekort) tort (m) (n) (tekort)
fout (m) (n) (vergissing) démérite (m) (n) (vergissing)
fout (m) (n) (gebrek) faute (f) (n) (gebrek)
fout (m) (n) (tekort) écart (m) (n) (tekort)
fout (m) (n) (karakter) erreur (f) (n) (karakter)
fout (m) (n) (karakter) faute (f) (n) (karakter)
fout (m) (n) (voorwerpen) défaut (m) (n) (voorwerpen)
fout (m) (n) (voorwerpen) imperfection (f) (n) (voorwerpen)
fout (m) (n) (tekort) imperfection (f) (n) (tekort)
fout (m) (n) (vergissing) tort (m) (n) (vergissing)
fout (m) (n) (karakter) défaut (m) (n) (karakter)
fout (m) (n) (vergissing) faute (f) (n) (vergissing)
fout (m) (n) (voorwerpen) écart (m) (n) (voorwerpen)
fout (m) (n) (gebrek) démérite (m) (n) (gebrek)
fout (m) (n) (karakter) faiblesse (f) (n) (karakter)
fout (m) (n) (gebrek) écart (m) (n) (gebrek)
fout (m) (n) (gebrek) erreur (f) (n) (gebrek)
fout (m) (n) (tekort) erreur (f) (n) (tekort)
fout (m) (n) (tekort) faute (f) (n) (tekort)
fout (m) (n) (tekort) défaut (m) (n) (tekort)
fout (m) (n) (karakter) tort (m) (n) (karakter)
fout (m) (n) (karakter) écart (m) (n) (karakter)
fout (m) (a) (antwoord) inexact (a) (antwoord)
fout (m) (a) (incorrect) inexact (a) (incorrect)
fout (m) (a) (incorrect) incorrect (a) (incorrect)
fout (m) (a) (antwoord) faux (m) (a) (antwoord)
fout (m) (a) (Idee) erroné (a) (Idee)
fout (m) (a) (Idee) faux (m) (a) (Idee)
fout (m) (a) (antwoord) erroné (a) (antwoord)
fout (m) (a) (incorrect) erroné (a) (incorrect)
fout (m) (a) (antwoord) incorrect (a) (antwoord)
fout (m) (a) (incorrect) faux (m) (a) (incorrect)
fout (m) (o) (plan) mal (m) (o) (plan)
fout (m) (o) (verkeerd) inexactement (o) (verkeerd)
fout (m) (o) (verkeerd) mal (m) (o) (verkeerd)
fout (m) (o) (verkeerd) incorrectement (o) (verkeerd)
fout (m) (o) (plan) de travers (o) (plan)
Fout Voorbeelden9 voorbeelden gevonden
een fout maken errer
een fout maken faire erreur
een fout maken commettre une erreur
een fout maken se tromper
fout delen maldonne
iemands fout zijn être de la faute de
in fout zijn être coupable
in fout zijn être en tort
medische fout faute professionnelle
Vertalen Fout in andere talen
Vertalen fout in Engels
Vertalen fout in Duits
Vertalen fout in Italiaans
Vertalen fout in Spaans
Vertalen fout in Portugees
Vertalen fout in Sloveens
Vertalen fout in Pools
Vertalen fout in Tsjechisch