Fout — Nederlandse Spaans vertaling68 vertalingen gevonden

fout (m) (n) (tekort) falta (f) (n) (tekort)
fout (m) (n) (gebrek) demérito (m) (n) (gebrek)
fout (m) (n) (voorwerpen) demérito (m) (n) (voorwerpen)
fout (m) (n) (tekort) falla (f) (n) (tekort)
fout (m) (n) (karakter) equivocación (f) (n) (karakter)
fout (m) (n) (karakter) vicio (m) (n) (karakter)
fout (m) (n) (karakter) falta (f) (n) (karakter)
fout (m) (n) (tekort) desmerecimiento (m) (n) (tekort)
fout (m) (n) (karakter) defecto (m) (n) (karakter)
fout (m) (n) (tekort) fallo (m) (n) (tekort)
fout (m) (n) (tekort) error (m) (n) (tekort)
fout (m) (n) (voorwerpen) vicio (m) (n) (voorwerpen)
fout (m) (n) (gebrek) imperfección (f) (n) (gebrek)
fout (m) (n) (persoon) culpa (f) (n) (persoon)
fout (m) (n) (voorwerpen) falta (f) (n) (voorwerpen)
fout (m) (n) (karakter) desmerecimiento (m) (n) (karakter)
fout (m) (n) (tekort) demérito (m) (n) (tekort)
fout (m) (n) (vergissing) falla (f) (n) (vergissing)
fout (m) (n) (vergissing) defecto (m) (n) (vergissing)
fout (m) (n) (voorwerpen) imperfección (f) (n) (voorwerpen)
fout (m) (n) (vergissing) vicio (m) (n) (vergissing)
fout (m) (n) (gebrek) equivocación (f) (n) (gebrek)
fout (m) (n) (vergissing) falta (f) (n) (vergissing)
fout (m) (n) (voorwerpen) desmerecimiento (m) (n) (voorwerpen)
fout (m) (n) (voorwerpen) defecto (m) (n) (voorwerpen)
fout (m) (n) (gebrek) fallo (m) (n) (gebrek)
fout (m) (n) (vergissing) error (m) (n) (vergissing)
fout (m) (n) (karakter) error (m) (n) (karakter)
fout (m) (n) (karakter) imperfección (f) (n) (karakter)
fout (m) (n) (karakter) falla (f) (n) (karakter)
fout (m) (n) (vergissing) desmerecimiento (m) (n) (vergissing)
fout (m) (n) (gebrek) falla (f) (n) (gebrek)
fout (m) (n) (karakter) demérito (m) (n) (karakter)
fout (m) (n) (karakter) flaqueza (f) (n) (karakter)
fout (m) (n) (gebrek) error (m) (n) (gebrek)
fout (m) (n) (gebrek) vicio (m) (n) (gebrek)
fout (m) (n) (tekort) equivocación (f) (n) (tekort)
fout (m) (n) (vergissing) imperfección (f) (n) (vergissing)
fout (m) (n) (gebrek) falta (f) (n) (gebrek)
fout (m) (n) (vergissing) demérito (m) (n) (vergissing)
fout (m) (n) (gebrek) defecto (m) (n) (gebrek)
fout (m) (n) (voorwerpen) fallo (m) (n) (voorwerpen)
fout (m) (n) (voorwerpen) equivocación (f) (n) (voorwerpen)
fout (m) (n) (voorwerpen) falla (f) (n) (voorwerpen)
fout (m) (n) (gebrek) desmerecimiento (m) (n) (gebrek)
fout (m) (n) (vergissing) fallo (m) (n) (vergissing)
fout (m) (n) (tekort) defecto (m) (n) (tekort)
fout (m) (n) (karakter) fallo (m) (n) (karakter)
fout (m) (n) (voorwerpen) error (m) (n) (voorwerpen)
fout (m) (n) (tekort) vicio (m) (n) (tekort)
fout (m) (n) (vergissing) equivocación (f) (n) (vergissing)
fout (m) (n) (tekort) imperfección (f) (n) (tekort)
fout (m) (a) (incorrect) erróneo (a) (incorrect)
fout (m) (a) (incorrect) incorrecto (a) (incorrect)
fout (m) (a) (Idee) equivocado (a) (Idee)
fout (m) (a) (antwoord) falso (a) (antwoord)
fout (m) (a) (antwoord) erróneo (a) (antwoord)
fout (m) (a) (antwoord) incorrecto (a) (antwoord)
fout (m) (a) (antwoord) equivocado (a) (antwoord)
fout (m) (a) (Idee) falso (a) (Idee)
fout (m) (a) (Idee) erróneo (a) (Idee)
fout (m) (a) (Idee) incorrecto (a) (Idee)
fout (m) (a) (incorrect) equivocado (a) (incorrect)
fout (m) (a) (incorrect) falso (a) (incorrect)
fout (m) (o) (verkeerd) incorrectamente (o) (verkeerd)
fout (m) (o) (plan) erradamente (o) (plan)
fout (m) (o) (verkeerd) mal (m) (o) (verkeerd)
fout (m) (o) (plan) mal (m) (o) (plan)
Fout Voorbeelden8 voorbeelden gevonden
een fout maken estar equivocado
een fout maken errar
een fout maken equivocarse
een fout maken cometer un error
fout delen repartición errónea
iemands fout zijn ser la culpa de uno
in fout zijn tener la culpa
medische fout negligencia
Vertalen Fout in andere talen
Vertalen fout in Engels
Vertalen fout in Duits
Vertalen fout in Frans
Vertalen fout in Italiaans
Vertalen fout in Portugees
Vertalen fout in Sloveens
Vertalen fout in Pools
Vertalen fout in Tsjechisch