Fout — Nederlandse Duits vertaling29 vertalingen gevonden

fout (m) falsch
fout (m) (n) (voorwerpen) Mangel (m) (n) (voorwerpen)
fout (m) (n) (vergissing) Fehler (m) (n) (vergissing)
fout (m) (n) Blindgänger (m) (n)
fout (m) (n) (voorwerpen) Defekt (m) (n) (voorwerpen)
fout (m) (n) (tekort) Mangel (m) (n) (tekort)
fout (m) (n) (karakter) Schwäche (f) (n) (karakter)
fout (m) (n) (karakter) Fehler (m) (n) (karakter)
fout (m) (n) (gebrek) Fehler (m) (n) (gebrek)
fout (m) (n) (persoon) Schuld (f) (n) (persoon)
fout (m) (n) (vergissing) Irrtum (m) (n) (vergissing)
fout (m) (n) (voorwerpen) Fehler (m) (n) (voorwerpen)
fout (m) (n) (tekort) Fehler (m) (n) (tekort)
fout (m) (n) (gebrek) Defekt (m) (n) (gebrek)
fout (m) (n) Irrtum (m) (n)
fout (m) (a) (incorrect) verkehrt (a) (incorrect)
fout (m) (a) (antwoord) unrichtig (a) (antwoord)
fout (m) (a) (Idee) irrig (a) (Idee)
fout (m) (a) (incorrect) unrichtig (a) (incorrect)
fout (m) (a) (antwoord) irrtümlich (a) (antwoord)
fout (m) (a) (antwoord) falsch (a) (antwoord)
fout (m) (a) (incorrect) falsch (a) (incorrect)
fout (m) (a) (Idee) irrtümlich (a) (Idee)
fout (m) (o) (verkeerd) falsch (o) (verkeerd)
fout (m) (o) (plan) schief (o) (plan)
fout (m) (o) (verkeerd) nicht richtig (o) (verkeerd)
fout (m) (o) (verkeerd) verkehrt (o) (verkeerd)
fout (m) (o) (verkeerd) fehlerhaft (o) (verkeerd)
fout (m) (o) (plan) schief gegangen (o) (plan)
Fout Voorbeelden6 voorbeelden gevonden
een fout maken sich irren
een fout maken einen Fehler begehen
een fout maken einen Fehler machen
een fout maken irren
iemands fout zijn jemandes Schuld sein
medische fout Kunstfehler
Vertalen Fout in andere talen
Vertalen fout in Engels
Vertalen fout in Frans
Vertalen fout in Italiaans
Vertalen fout in Spaans
Vertalen fout in Portugees
Vertalen fout in Sloveens
Vertalen fout in Pools
Vertalen fout in Tsjechisch