houden
(v)
(beroep)
|
mantener
(v)
(beroep)
|
gehouden
houden
houdt
hielden
hield
|
mantenido
mantienen
mantienes
mantenían
mantenías
|
houden
(v)
(toespraak)
|
pronunciar
(v)
(toespraak)
|
gehouden
houden
houdt
hielden
hield
|
pronunciado
pronuncian
pronuncias
pronunciaban
pronunciabas
|
houden
(v)
(positie)
|
mantener
(v)
(positie)
|
gehouden
houden
houdt
hielden
hield
|
mantenido
mantienen
mantienes
mantenían
mantenías
|
houden
(v)
(toespraak)
|
declamar
(v)
(toespraak)
|
gehouden
houden
houdt
hielden
hield
|
declamado
declaman
declamas
declamabas
declamaban
|
houden
(v)
(positie)
|
tener
(v)
(positie)
|
gehouden
houden
houdt
hielden
hield
|
tenido
tienen
tienes
tenías
tenían
|
houden
(v)
(algemeen)
|
mantener
(v)
(algemeen)
|
gehouden
houden
houdt
hielden
hield
|
mantenido
mantienen
mantienes
mantenían
mantenías
|
houden
(v)
(positie)
|
pronunciar
(v)
(positie)
|
gehouden
houden
houdt
hielden
hield
|
pronunciado
pronuncian
pronuncias
pronunciaban
pronunciabas
|
houden
(v)
(toespraak)
|
mantener
(v)
(toespraak)
|
gehouden
houden
houdt
hielden
hield
|
mantenido
mantienen
mantienes
mantenían
mantenías
|
houden
(v)
(positie)
|
dar
(v)
(positie)
|
gehouden
houden
houdt
hielden
hield
|
dado
das
dan
dabas
daban
|
houden
(v)
(toespraak)
|
sermonear
(v)
(toespraak)
|
gehouden
houden
houdt
hielden
hield
|
sermoneado
sermonean
sermoneas
sermoneabas
sermoneaban
|
houden
(v)
(algemeen)
|
pronunciar
(v)
(algemeen)
|
gehouden
houden
houdt
hielden
hield
|
pronunciado
pronuncian
pronuncias
pronunciaban
pronunciabas
|
houden
(v)
(toespraak)
|
recitar
(v)
(toespraak)
|
gehouden
houden
houdt
hielden
hield
|
recitado
recitan
recitas
recitabas
recitaban
|
houden
(v)
(algemeen)
|
tener
(v)
(algemeen)
|
gehouden
houden
houdt
hielden
hield
|
tenido
tienen
tienes
tenías
tenían
|
houden
(v)
(toespraak)
|
dar
(v)
(toespraak)
|
gehouden
houden
houdt
hielden
hield
|
dado
das
dan
dabas
daban
|
houden
(v)
(beroep)
|
retener
(v)
(beroep)
|
gehouden
houden
houdt
hielden
hield
|
retenido
retienes
retienen
retenías
retenían
|
houden
(v)
(toespraak)
|
orar
(v)
(toespraak)
|
gehouden
houden
houdt
hielden
hield
|
orado
oran
oras
orabas
oraban
|
houden
(v)
(algemeen)
|
dar
(v)
(algemeen)
|
gehouden
houden
houdt
hielden
hield
|
dado
das
dan
dabas
daban
|
houden
(v)
(toespraak)
|
tener
(v)
(toespraak)
|
gehouden
houden
houdt
hielden
hield
|
tenido
tienen
tienes
tenías
tenían
|