houden (v) (toespraak) | halten (v) (toespraak) |
houden (v) (beroep) | behalten (v) (beroep) |
houden (v) (toespraak) | vortragen (v) (toespraak) |
houden (v) (beroep) | weiterbeschäftigen (v) (beroep) |
houden (v) (algemeen) | halten (v) (algemeen) |
houden (v) (positie) | halten (v) (positie) |