scheiden
(n)
(n)
(technisch)
|
trennen
(n)
(n)
(technisch)
|
scheiden
(n)
(n)
(technisch)
|
Trennung
(f)
(n)
(technisch)
|
|
scheiden
(n)
(v)
(intransitief)
|
sich trennen
(v)
(intransitief)
|
|
scheiden
(n)
(v)
(scheidingsmuur)
|
trennen
(v)
(scheidingsmuur)
|
|
scheiden
(n)
(v)
(mensen)
|
scheiden
(v)
(mensen)
|
|
scheiden
(n)
(v)
(voorwerpen)
|
trennen
(v)
(voorwerpen)
|
|
scheiden
(n)
(v)
(afscheiden)
|
separieren
(v)
(afscheiden)
|
|
scheiden
(n)
(v)
(relatie)
|
auseinander gehen
(v)
(relatie)
|
|
scheiden
(n)
(v)
(ongeval)
|
trennen
(v)
(ongeval)
|
|
scheiden
(n)
(v)
(afscheiden)
|
trennen
(v)
(afscheiden)
|
|
scheiden
(n)
(v)
(intransitief)
|
trennen
(v)
(intransitief)
|
|
scheiden
(n)
(v)
(grens)
|
trennen
(v)
(grens)
|
|
scheiden
(n)
(v)
(ongeval)
|
durchtrennen
(v)
(ongeval)
|
|
scheiden
(n)
(v)
(Chemie)
|
trennen
(v)
(Chemie)
|
Scheiden Voorbeelden1 Bijvoorbeeld gevonden
|
het kaf van het koren scheiden
|
die Spreu vom Weizen trennen
|
Vertalen Scheiden in andere talen
