Openbreken — Nederlandse Sloveens vertaling41 vertaling

openbreken (n) (v) (geneeskunde) spränga (v) (geneeskunde)
openbreken (n) (v) (eieren) gå upp (v) (eieren)
openbreken (n) (v) (intransitief) tvinga (v) (intransitief)
openbreken (n) (v) (openen) spräcka (v) (openen)
openbreken (n) (v) (eieren) tvinga (v) (eieren)
openbreken (n) (v) (openen) bända upp (v) (openen)
openbreken (n) (v) (openen) brista (v) (openen)
openbreken (n) (v) (openen) gå upp (v) (openen)
openbreken (n) (v) (transitief) spricka (v) (transitief)
openbreken (n) (v) (transitief) tvinga (v) (transitief)
openbreken (n) (v) (geneeskunde) spräcka (v) (geneeskunde)
openbreken (n) (v) (openen) spränga (v) (openen)
openbreken (n) (v) (intransitief) spränga (v) (intransitief)
openbreken (n) (v) (geneeskunde) gå upp (v) (geneeskunde)
openbreken (n) (v) (openen) kläckas (v) (openen)
openbreken (n) (v) (intransitief) kläckas (v) (intransitief)
openbreken (n) (v) (eieren) bända upp (v) (eieren)
openbreken (n) (v) (geneeskunde) brista (v) (geneeskunde)
openbreken (n) (v) (transitief) bryta upp (v) (transitief)
openbreken (n) (v) (openen) spricka (v) (openen)
openbreken (n) (v) (openen) bryta upp (v) (openen)
openbreken (n) (v) (intransitief) spräcka (v) (intransitief)
openbreken (n) (v) (eieren) spränga (v) (eieren)
openbreken (n) (v) (transitief) spränga (v) (transitief)
openbreken (n) (v) (intransitief) gå upp (v) (intransitief)
openbreken (n) (v) (eieren) kläckas (v) (eieren)
openbreken (n) (v) (transitief) kläckas (v) (transitief)
openbreken (n) (v) (intransitief) bända upp (v) (intransitief)
openbreken (n) (v) (intransitief) brista (v) (intransitief)
openbreken (n) (v) (intransitief) bryta upp (v) (intransitief)
openbreken (n) (v) (geneeskunde) spricka (v) (geneeskunde)
openbreken (n) (v) (eieren) bryta upp (v) (eieren)
openbreken (n) (v) (transitief) spräcka (v) (transitief)
openbreken (n) (v) (eieren) spricka (v) (eieren)
openbreken (n) (v) (transitief) bända upp (v) (transitief)
openbreken (n) (v) (eieren) brista (v) (eieren)
openbreken (n) (v) (transitief) gå upp (v) (transitief)
openbreken (n) (v) (intransitief) spricka (v) (intransitief)
openbreken (n) (v) (openen) tvinga (v) (openen)
openbreken (n) (v) (eieren) spräcka (v) (eieren)
openbreken (n) (v) (transitief) brista (v) (transitief)
Vertalen Openbreken in andere talen
Vertalen openbreken in Engels
Vertalen openbreken in Duits
Vertalen openbreken in Frans
Vertalen openbreken in Italiaans
Vertalen openbreken in Spaans
Vertalen openbreken in Portugees
Vertalen openbreken in Pools
Vertalen openbreken in Tsjechisch