ontbreken (n) (n) (hoeveelheid) | falta (f) (n) (hoeveelheid) |
ontbreken (n) (n) (hoeveelheid) | ausência (f) (n) (hoeveelheid) |
ontbreken (n) (n) (hoeveelheid) | deficiência (f) (n) (hoeveelheid) |
ontbreken (n) (n) (hoeveelheid) | escassez (f) (n) (hoeveelheid) |
ontbreken (n) (v) (tekort) | sentir falta de (v) (tekort) |
ontbreken (n) (v) (afwezigheid) | faltar (v) (afwezigheid) |
ontbreken (n) (v) (woorden) | notar a falta de (v) (woorden) |
ontbreken (n) (v) (afwezigheid) | sentir falta de (v) (afwezigheid) |
ontbreken (n) (v) (afwezigheid) | estar faltando (v) (afwezigheid) |
ontbreken (n) (v) (woorden) | não ter (v) (woorden) |
ontbreken (n) (v) (woorden) | sentir falta de (v) (woorden) |
ontbreken (n) (v) (tekort) | faltar (v) (tekort) |
ontbreken (n) (v) (woorden) | estar sem (v) (woorden) |
ontbreken (n) (v) (tekort) | carecer de (v) (tekort) |
ontbreken (n) (v) (tekort) | estar sem (v) (tekort) |
ontbreken (n) (v) (afwezigheid) | notar a falta de (v) (afwezigheid) |
ontbreken (n) (v) (woorden) | faltar (v) (woorden) |
ontbreken (n) (v) (afwezigheid) | não ter (v) (afwezigheid) |
ontbreken (n) (v) (woorden) | carecer de (v) (woorden) |
ontbreken (n) (v) (woorden) | estar faltando (v) (woorden) |
ontbreken (n) (v) (afwezigheid) | estar sem (v) (afwezigheid) |
ontbreken (n) (v) (tekort) | notar a falta de (v) (tekort) |
ontbreken (n) (v) (tekort) | estar faltando (v) (tekort) |
ontbreken (n) (v) (afwezigheid) | carecer de (v) (afwezigheid) |
ontbreken (n) (v) (tekort) | não ter (v) (tekort) |