betrekken
(v)
(huis)
|
viver
(m)
(v)
(huis)
|
betrokken
betrekken
betrekt
betrokken
betrok
|
vivido
vivem
vives
viviam
vivias
|
betrekken
(v)
(oneerlijkheid)
|
implicar
(v)
(oneerlijkheid)
|
betrokken
betrekken
betrekt
betrokken
betrok
|
implicado
implicam
implicas
implicavam
implicavas
|
betrekken
(v)
(huis)
|
habitar
(v)
(huis)
|
betrokken
betrekken
betrekt
betrokken
betrok
|
habitado
habitam
habitas
habitavam
habitavas
|
betrekken
(v)
(huis)
|
morar
(v)
(huis)
|
betrokken
betrekken
betrekt
betrokken
betrok
|
morado
moram
moras
moravam
moravas
|
betrekken
(v)
(huis)
|
ocupar
(v)
(huis)
|
betrokken
betrekken
betrekt
betrokken
betrok
|
ocupado
ocupam
ocupas
ocupavam
ocupavas
|
betrekken
(v)
(ruzie)
|
emaranhar
(v)
(ruzie)
|
betrokken
betrekken
betrekt
betrokken
betrok
|
emaranhado
emaranham
emaranhas
emaranhavam
emaranhavas
|
betrekken
(v)
(oneerlijkheid)
|
emaranhar
(v)
(oneerlijkheid)
|
betrokken
betrekken
betrekt
betrokken
betrok
|
emaranhado
emaranham
emaranhas
emaranhavam
emaranhavas
|
betrekken
(v)
(oneerlijkheid)
|
envolver
(v)
(oneerlijkheid)
|
betrokken
betrekken
betrekt
betrokken
betrok
|
envolvido
envolvem
envolves
envolviam
envolvias
|
betrekken
(v)
(huis)
|
mudar-se para
(v)
(huis)
|
betrekken
(v)
(ruzie)
|
envolver
(v)
(ruzie)
|
betrokken
betrekken
betrekt
betrokken
betrok
|
envolvido
envolvem
envolves
envolviam
envolvias
|