betrekken | bewölken |
betrekken | bedecken |
betrekken (v) (lucht) | sich bewölken (v) (lucht) |
betrekken (v) (oneerlijkheid) | verwickeln (v) (oneerlijkheid) |
betrekken (v) (huis) | Bewohnen (v) (huis) |
betrekken (v) (oneerlijkheid) | belasten (v) (oneerlijkheid) |
betrekken (v) (huis) | einziehen (v) (huis) |
betrekken (v) (ruzie) | verwickeln (v) (ruzie) |
betrekken (v) (lucht) | sich bedecken (v) (lucht) |