één — Nederlandse Frans vertaling20 vertalingen gevonden

een (m) (n) (hoofdtelwoord) un (m) (n) (hoofdtelwoord)
een (m) (a) (onbepaald bijvoeglijk naamwoord) un (m) (a) (onbepaald bijvoeglijk naamwoord)
een (m) (a) (onbepaald bijvoeglijk naamwoord) un certain (a) (onbepaald bijvoeglijk naamwoord)
een (m) (a) (onbepaald bijvoeglijk naamwoord) une (a) (onbepaald bijvoeglijk naamwoord)
een (m) (a) (algemeen) une certaine (a) (algemeen)
een (m) (a) (algemeen) un (m) (a) (algemeen)
een (m) (a) (algemeen) un certain (a) (algemeen)
een (m) (a) (algemeen) quelque (a) (algemeen)
een (m) (a) (algemeen) une (a) (algemeen)
een (m) (a) (onbepaald bijvoeglijk naamwoord) une certaine (a) (onbepaald bijvoeglijk naamwoord)
een (m) (a) (onbepaald bijvoeglijk naamwoord) quelque (a) (onbepaald bijvoeglijk naamwoord)
een (m) (a) (hoofdtelwoord) une (a) (hoofdtelwoord)
een (m) (a) (hoofdtelwoord) un (m) (a) (hoofdtelwoord)
een (m) (a) (hoofdtelwoord) une certaine (a) (hoofdtelwoord)
een (m) (a) (hoofdtelwoord) quelque (a) (hoofdtelwoord)
een (m) (a) (hoofdtelwoord) un certain (a) (hoofdtelwoord)
een (m) (o) (onbepaald lidwoord) une (o) (onbepaald lidwoord)
een (m) (o) (hoofdtelwoord) une (o) (hoofdtelwoord)
een (m) (o) (onbepaald lidwoord) un (m) (o) (onbepaald lidwoord)
een (m) (o) (hoofdtelwoord) un (m) (o) (hoofdtelwoord)
één Voorbeelden135 voorbeelden gevonden
niet bestaan non-être
niet bestaan non-existence
niet bindend nul
niet deugen être faux
niet deugen être faux
niet deugen être mauvais
niet deugen être mauvais
niet deugen être mauvais
niet deugen être faux
niet deugen être incorrect
niet deugen ne pas être en ordre
niet deugen ne pas être en ordre
niet deugen être incorrect
niet deugen être incorrect
niet deugen ne pas être bon
niet deugen ne pas être bon
niet deugen ne pas être correct
niet deugen ne pas être fait pour
niet deugen ne pas être fait pour
niet deugen ne pas convenir
niet deugen ne pas être correct
niet deugen ne pas être correct
niet deugen ne pas être bon
niet deugen ne pas être juste
niet deugen ne pas être juste
niet deugen ne pas être juste
niet deugen ne pas convenir
niet doen ne pas faire
niet genegen peu disposé
niet genegen peu enclin
niet genegen hésitant
niet genegen réticent
niet gezond souffrant
niet gezond maladif
niet gezond souffreteux
niet gezond pâlot
niet gunnen jalouser
niet gunnen envier
niet halen échouer
niet hebben remarquer l'absence de
niet hebben manquer de
niet hebben manquer
niet kloppen ne pas concorder
niet kloppen se contredire
niet nakomen faillir à
niet nakomen manquer à
niet opgeven résister
niet opgeven tenir ferme
niet opgeven tenir bon
niet passend contrasté
niet passend discordant
niet streng clément
niet streng patient
niet streng indulgent
nieten agrafer
nietig maken réduire à rien
nietmachine agrafeuse
nietsdoen oisiveté
nietsnut bonne à rien
nietsnut bonne à rien
nietsnut propre à rien
nietsnut propre à rien
nietsnut bon à rien
nietsnut bon à rien
niettemin néanmoins
niettemin malgré tout
niettemin néanmoins
niettemin toutefois
niettemin néanmoins
niettemin malgré tout
niettemin dans tous les cas
niettemin dans tous les cas
niettemin malgré tout
niettemin toutefois
niettemin toutefois
niettemin en tout cas
niettemin en tout cas
niettemin cependant
niettemin de toute façon
niettemin cependant
niettemin cependant
niettemin pourtant
niettemin pourtant
niettemin pourtant
niettemin de toute façon
A.N.W.B. Touring-Club
A.N.W.B. Association d'automobilistes
B.N.P. produit national brut
B.N.P. P.N.B.
neuriën chanter à demi-voix
neuriën fredonner
neuriën fredonnement
neuriën chantonner
oliën graisser
oliën graisser
oliën huilage
oliën lubrifier
pinguïn pingouin
protozoön protozoaire
roekoeën roucoulement
roekoeën roucouler
ruziën chamailleries
ruziën querelles
ruziën se chamailler
ruziën se disputer
ruziën se quereller
skiën ski
zo'n de tels
zo'n de telles
zo'n de telles
zo'n de tels
zo'n telle
zo'n tel
zo'n telle
zo'n tel
nog eens à nouveau
nog eens à nouveau
nog eens de nouveau
nog eens de nouveau
nog eens encore une fois
nog eens encore une fois
nog eens langs komen revisiter
nog eens verifiëren contrôler à nouveau
nog eens verifiëren revérifier
niet betreden accès interdit
niet betreden défense d'entrer
niet betreden ne pas approcher de
niet betreden se tenir à distance de
niet bevallen déplaire
niet bevallen mécontenter
niet bevallen contrarier
niet toegeven tenir ferme
niet toegeven tenir bon
niet verkopen ne pas se vendre
niet verkopen ne pas être en demande
Vertalen één in andere talen
Vertalen één in Engels
Vertalen één in Duits
Vertalen één in Italiaans
Vertalen één in Spaans
Vertalen één in Portugees
Vertalen één in Sloveens
Vertalen één in Pools
Vertalen één in Tsjechisch