vrijuit (a) (algemeen) | ungezwungen (a) (algemeen) |
vrijuit (a) (algemeen) | ungehemmt (a) (algemeen) |
vrijuit (o) (algemeen) | offen (o) (algemeen) |
vrijuit (o) (gedrag) | offen (o) (gedrag) |
vrijuit (o) (algemeen) | offenherzig (o) (algemeen) |
vrijuit (o) (algemeen) | frei (o) (algemeen) |
vrijuit laten gaan | ungestraft davonkommen lassen |
vrijuit laten gaan | laufen lassen |
vrijuit spreken | offen sagen |