gebruiken
(v)
(aanwenden)
|
nutzen
(v)
(aanwenden)
|
gebruikt
gebruiken
gebruikt
gebruikte
gebruikten
|
genutzt
nutzen
nutzt
nutzten
nutztest
nutz(e)
|
gebruiken
(v)
(invloed)
|
anwenden
(v)
(invloed)
|
gebruikt
gebruiken
gebruikt
gebruikte
gebruikten
|
angewandt
wenden an
wendest an
wandten an
wandtest an
wende an
|
gebruiken
(v)
|
nehmen
(v)
|
gebruikt
gebruiken
gebruikt
gebruikte
gebruikten
|
genommen
nehmen
nimmst
nahmst
nahmen
nimm
|
gebruiken
(v)
(toepassen)
|
gebrauchen
(v)
(toepassen)
|
gebruikt
gebruiken
gebruikt
gebruikte
gebruikten
|
gebraucht
gebrauchen
gebrauchst
gebrauchten
gebrauchtest
gebrauch(e)
|
gebruiken
(v)
(uitoefenen)
|
ausüben
(v)
(uitoefenen)
|
gebruiken
(v)
(persoon)
|
ausnutzen
(v)
(persoon)
|
gebruikt
gebruiken
gebruikt
gebruikte
gebruikten
|
ausgenutzt
nutzen aus
nutzt aus
nutztest aus
nutzten aus
nutz(e) aus
|
gebruiken
(v)
(toepassen)
|
benützen
(v)
(toepassen)
|
gebruiken
(v)
(aanwenden)
|
gebrauchen
(v)
(aanwenden)
|
gebruikt
gebruiken
gebruikt
gebruikte
gebruikten
|
gebraucht
gebrauchen
gebrauchst
gebrauchten
gebrauchtest
gebrauch(e)
|
gebruiken
(v)
|
einnehmen
(v)
|
gebruikt
gebruiken
gebruikt
gebruikte
gebruikten
|
eingenommen
nimmst ein
nehmen ein
nahmen ein
nahmst ein
nimm ein
|
gebruiken
(v)
(uitoefenen)
|
anwenden
(v)
(uitoefenen)
|
gebruikt
gebruiken
gebruikt
gebruikte
gebruikten
|
angewandt
wenden an
wendest an
wandten an
wandtest an
wende an
|
gebruiken
(v)
(uitoefenen)
|
gebrauchen
(v)
(uitoefenen)
|
gebruikt
gebruiken
gebruikt
gebruikte
gebruikten
|
gebraucht
gebrauchen
gebrauchst
gebrauchten
gebrauchtest
gebrauch(e)
|
gebruiken
(v)
(materiaal)
|
gebrauchen
(v)
(materiaal)
|
gebruikt
gebruiken
gebruikt
gebruikte
gebruikten
|
gebraucht
gebrauchen
gebrauchst
gebrauchten
gebrauchtest
gebrauch(e)
|
gebruiken
(v)
|
gebrauchen
(v)
|
gebruikt
gebruiken
gebruikt
gebruikte
gebruikten
|
gebraucht
gebrauchen
gebrauchst
gebrauchten
gebrauchtest
gebrauch(e)
|
gebruiken
(v)
(aanwenden)
|
anwenden
(v)
(aanwenden)
|
gebruikt
gebruiken
gebruikt
gebruikte
gebruikten
|
angewandt
wenden an
wendest an
wandten an
wandtest an
wende an
|
gebruiken
(v)
(invloed)
|
gebrauchen
(v)
(invloed)
|
gebruikt
gebruiken
gebruikt
gebruikte
gebruikten
|
gebraucht
gebrauchen
gebrauchst
gebrauchten
gebrauchtest
gebrauch(e)
|
gebruiken
(v)
(toepassen)
|
anwenden
(v)
(toepassen)
|
gebruikt
gebruiken
gebruikt
gebruikte
gebruikten
|
angewandt
wenden an
wendest an
wandten an
wandtest an
wende an
|
gebruiken
(v)
(aanwenden)
|
benutzen
(v)
(aanwenden)
|
gebruikt
gebruiken
gebruikt
gebruikte
gebruikten
|
benutzt
benutzen
benutzt
benutztest
benutzten
benutz(e)
|
gebruiken
(v)
(materiaal)
|
verbrauchen
(v)
(materiaal)
|
gebruikt
gebruiken
gebruikt
gebruikte
gebruikten
|
verbraucht
verbrauchen
verbrauchst
verbrauchten
verbrauchtest
verbrauch(e)
|
gebruiken
(v)
(benzine)
|
verbrauchen
(v)
(benzine)
|
gebruikt
gebruiken
gebruikt
gebruikte
gebruikten
|
verbraucht
verbrauchen
verbrauchst
verbrauchten
verbrauchtest
verbrauch(e)
|
gebruiken
(v)
(aanwenden)
|
verwenden
(v)
(aanwenden)
|
gebruikt
gebruiken
gebruikt
gebruikte
gebruikten
|
verwendet
verwenden
verwendest
verwendeten
verwendetest
verwende
|
gebruiken
(v)
(invloed)
|
benutzen
(v)
(invloed)
|
gebruikt
gebruiken
gebruikt
gebruikte
gebruikten
|
benutzt
benutzen
benutzt
benutztest
benutzten
benutz(e)
|
gebruiken
(v)
(toepassen)
|
verwenden
(v)
(toepassen)
|
gebruikt
gebruiken
gebruikt
gebruikte
gebruikten
|
verwendet
verwenden
verwendest
verwendeten
verwendetest
verwende
|