verpesten
(v)
(verknoeien)
|
danificar
(v)
(verknoeien)
|
verpest
verpest
verpesten
verpestte
verpestten
|
danificado
danificam
danificas
danificavam
danificavas
|
verpesten
(v)
(verknoeien)
|
acabar com
(v)
(verknoeien)
|
verpesten
(v)
(genoegen)
|
destruir
(v)
(genoegen)
|
verpest
verpest
verpesten
verpestte
verpestten
|
destruído
destruem
destruis
destruíam
destruías
|
verpesten
(v)
(genoegen)
|
danificar
(v)
(genoegen)
|
verpest
verpest
verpesten
verpestte
verpestten
|
danificado
danificam
danificas
danificavam
danificavas
|
verpesten
(v)
(verknoeien)
|
estragar
(v)
(verknoeien)
|
verpest
verpest
verpesten
verpestte
verpestten
|
estragado
estragam
estragas
estragavam
estragavas
|
verpesten
(v)
(verknoeien)
|
arruinar
(v)
(verknoeien)
|
verpest
verpest
verpesten
verpestte
verpestten
|
arruinado
arruínam
arruínas
arruinavam
arruinavas
|
verpesten
(v)
(genoegen)
|
estragar
(v)
(genoegen)
|
verpest
verpest
verpesten
verpestte
verpestten
|
estragado
estragam
estragas
estragavam
estragavas
|
verpesten
(v)
(genoegen)
|
arruinar
(v)
(genoegen)
|
verpest
verpest
verpesten
verpestte
verpestten
|
arruinado
arruínam
arruínas
arruinavam
arruinavas
|
verpesten
(v)
(genoegen)
|
acabar com
(v)
(genoegen)
|
verpesten
(v)
(verknoeien)
|
destruir
(v)
(verknoeien)
|
verpest
verpest
verpesten
verpestte
verpestten
|
destruído
destruem
destruis
destruíam
destruías
|