afbreken
(v)
(scheiden)
|
romper
(v)
(scheiden)
|
afgebroken
breekt af
breken af
brak af
braken af
|
rompido
rompem
rompes
rompiam
rompias
|
afbreken
(v)
(Chemie)
|
decompor
(v)
(Chemie)
|
afgebroken
breekt af
breken af
brak af
braken af
|
decomposto
decompõem
decompões
decompunham
decompunhas
|
afbreken
(v)
(scheiden)
|
cortar
(v)
(scheiden)
|
afgebroken
breekt af
breken af
brak af
braken af
|
cortado
cortam
cortas
cortavam
cortavas
|
afbreken
(v)
(kleineren)
|
difamar
(v)
(kleineren)
|
afgebroken
breekt af
breken af
brak af
braken af
|
difamado
difamam
difamas
difamavam
difamavas
|
afbreken
(v)
(telefoon)
|
partir
(v)
(telefoon)
|
afgebroken
breekt af
breken af
brak af
braken af
|
partido
partem
partes
partiam
partias
|
afbreken
(v)
(scheiden)
|
quebrar
(v)
(scheiden)
|
afgebroken
breekt af
breken af
brak af
braken af
|
quebrado
quebram
quebras
quebravam
quebravas
|
afbreken
(v)
(scheiden)
|
partir
(v)
(scheiden)
|
afgebroken
breekt af
breken af
brak af
braken af
|
partido
partem
partes
partiam
partias
|
afbreken
(v)
(relatie)
|
terminar
(v)
(relatie)
|
afgebroken
breekt af
breken af
brak af
braken af
|
terminado
terminam
terminas
terminavam
terminavas
|
afbreken
(v)
(gebouw)
|
pôr abaixo
(v)
(gebouw)
|
afbreken
(v)
(telefoon)
|
cortar
(v)
(telefoon)
|
afgebroken
breekt af
breken af
brak af
braken af
|
cortado
cortam
cortas
cortavam
cortavas
|
afbreken
(v)
(telefoon)
|
interromper
(v)
(telefoon)
|
afgebroken
breekt af
breken af
brak af
braken af
|
interrompido
interrompem
interrompes
interrompiam
interrompias
|
afbreken
(v)
(scheiden)
|
interromper
(v)
(scheiden)
|
afgebroken
breekt af
breken af
brak af
braken af
|
interrompido
interrompem
interrompes
interrompiam
interrompias
|
afbreken
(v)
(voorwerpen)
|
quebrar
(v)
(voorwerpen)
|
afgebroken
breekt af
breken af
brak af
braken af
|
quebrado
quebram
quebras
quebravam
quebravas
|
afbreken
(v)
(voorwerpen)
|
terminar
(v)
(voorwerpen)
|
afgebroken
breekt af
breken af
brak af
braken af
|
terminado
terminam
terminas
terminavam
terminavas
|
afbreken
(v)
(relatie)
|
romper
(v)
(relatie)
|
afgebroken
breekt af
breken af
brak af
braken af
|
rompido
rompem
rompes
rompiam
rompias
|
afbreken
(v)
(voorwerpen)
|
cortar
(v)
(voorwerpen)
|
afgebroken
breekt af
breken af
brak af
braken af
|
cortado
cortam
cortas
cortavam
cortavas
|
afbreken
(v)
(koord)
|
arrebentar
(v)
(koord)
|
afgebroken
breekt af
breken af
brak af
braken af
|
arrebentado
arrebentam
arrebentas
arrebentavam
arrebentavas
|
afbreken
(v)
(voorwerpen)
|
suspender
(v)
(voorwerpen)
|
afgebroken
breekt af
breken af
brak af
braken af
|
suspendido
suspendem
suspendes
suspendiam
suspendias
|
afbreken
(v)
(voorwerpen)
|
interromper
(v)
(voorwerpen)
|
afgebroken
breekt af
breken af
brak af
braken af
|
interrompido
interrompem
interrompes
interrompiam
interrompias
|
afbreken
(v)
(gebouw)
|
demolir
(v)
(gebouw)
|
afgebroken
breekt af
breken af
brak af
braken af
|
demolido
demoliam
demolias
|
afbreken
(v)
(voorwerpen)
|
romper
(v)
(voorwerpen)
|
afgebroken
breekt af
breken af
brak af
braken af
|
rompido
rompem
rompes
rompiam
rompias
|
afbreken
(v)
(onderhandeling)
|
terminar
(v)
(onderhandeling)
|
afgebroken
breekt af
breken af
brak af
braken af
|
terminado
terminam
terminas
terminavam
terminavas
|
afbreken
(v)
(koord)
|
partir
(v)
(koord)
|
afgebroken
breekt af
breken af
brak af
braken af
|
partido
partem
partes
partiam
partias
|
afbreken
(v)
(kleineren)
|
denegrir
(v)
(kleineren)
|
afgebroken
breekt af
breken af
brak af
braken af
|
denegrido
denigrem
denigres
denegriam
denegrias
|
afbreken
(v)
(linguïstiek)
|
hifenizar
(v)
(linguïstiek)
|
afgebroken
breekt af
breken af
brak af
braken af
|
hifenizado
hifenizam
hifenizas
hifenizavam
hifenizavas
|
afbreken
(v)
(scheiden)
|
suspender
(v)
(scheiden)
|
afgebroken
breekt af
breken af
brak af
braken af
|
suspendido
suspendem
suspendes
suspendiam
suspendias
|
afbreken
(v)
(telefoon)
|
quebrar
(v)
(telefoon)
|
afgebroken
breekt af
breken af
brak af
braken af
|
quebrado
quebram
quebras
quebravam
quebravas
|
afbreken
(v)
(relatie)
|
quebrar
(v)
(relatie)
|
afgebroken
breekt af
breken af
brak af
braken af
|
quebrado
quebram
quebras
quebravam
quebravas
|
afbreken
(v)
(koord)
|
romper-se
(v)
(koord)
|
afbreken
(v)
(kleineren)
|
depreciar
(v)
(kleineren)
|
afgebroken
breekt af
breken af
brak af
braken af
|
depreciado
depreciam
deprecias
depreciavam
depreciavas
|
afbreken
(v)
(voorwerpen)
|
partir
(v)
(voorwerpen)
|
afgebroken
breekt af
breken af
brak af
braken af
|
partido
partem
partes
partiam
partias
|
afbreken
(v)
(telefoon)
|
suspender
(v)
(telefoon)
|
afgebroken
breekt af
breken af
brak af
braken af
|
suspendido
suspendem
suspendes
suspendiam
suspendias
|
afbreken
(v)
(relatie)
|
interromper
(v)
(relatie)
|
afgebroken
breekt af
breken af
brak af
braken af
|
interrompido
interrompem
interrompes
interrompiam
interrompias
|
afbreken
(v)
(telefoon)
|
romper
(v)
(telefoon)
|
afgebroken
breekt af
breken af
brak af
braken af
|
rompido
rompem
rompes
rompiam
rompias
|
afbreken
(v)
(scheiden)
|
terminar
(v)
(scheiden)
|
afgebroken
breekt af
breken af
brak af
braken af
|
terminado
terminam
terminas
terminavam
terminavas
|
afbreken
(v)
(onderhandeling)
|
romper
(v)
(onderhandeling)
|
afgebroken
breekt af
breken af
brak af
braken af
|
rompido
rompem
rompes
rompiam
rompias
|
afbreken
(v)
(gebouw)
|
destruir
(v)
(gebouw)
|
afgebroken
breekt af
breken af
brak af
braken af
|
destruído
destruem
destruis
destruíam
destruías
|
afbreken
(v)
(onderhandeling)
|
cortar
(v)
(onderhandeling)
|
afgebroken
breekt af
breken af
brak af
braken af
|
cortado
cortam
cortas
cortavam
cortavas
|
afbreken
(v)
(onderhandeling)
|
suspender
(v)
(onderhandeling)
|
afgebroken
breekt af
breken af
brak af
braken af
|
suspendido
suspendem
suspendes
suspendiam
suspendias
|
afbreken
(v)
(relatie)
|
partir
(v)
(relatie)
|
afgebroken
breekt af
breken af
brak af
braken af
|
partido
partem
partes
partiam
partias
|
afbreken
(v)
(onderhandeling)
|
quebrar
(v)
(onderhandeling)
|
afgebroken
breekt af
breken af
brak af
braken af
|
quebrado
quebram
quebras
quebravam
quebravas
|
afbreken
(v)
(onderhandeling)
|
partir
(v)
(onderhandeling)
|
afgebroken
breekt af
breken af
brak af
braken af
|
partido
partem
partes
partiam
partias
|
afbreken
(v)
(gebouw)
|
derrubar
(v)
(gebouw)
|
afgebroken
breekt af
breken af
brak af
braken af
|
derrubado
derrubam
derrubas
derrubavam
derrubavas
|
afbreken
(v)
(relatie)
|
cortar
(v)
(relatie)
|
afgebroken
breekt af
breken af
brak af
braken af
|
cortado
cortam
cortas
cortavam
cortavas
|
afbreken
(v)
(relatie)
|
suspender
(v)
(relatie)
|
afgebroken
breekt af
breken af
brak af
braken af
|
suspendido
suspendem
suspendes
suspendiam
suspendias
|
afbreken
(v)
(onderhandeling)
|
interromper
(v)
(onderhandeling)
|
afgebroken
breekt af
breken af
brak af
braken af
|
interrompido
interrompem
interrompes
interrompiam
interrompias
|
afbreken
(v)
(gebouw)
|
arrasar
(v)
(gebouw)
|
afgebroken
breekt af
breken af
brak af
braken af
|
arrasado
arrasam
arrasas
arrasavam
arrasavas
|
afbreken
(v)
(telefoon)
|
terminar
(v)
(telefoon)
|
afgebroken
breekt af
breken af
brak af
braken af
|
terminado
terminam
terminas
terminavam
terminavas
|