Week — Nederlandse Italiaans vertaling4 vertalingen gevonden

week (m) (n) (Periode) settimana (f) (n) (Periode)
week (m) (a) (handdruk) debole (m) (a) (handdruk)
week (m) (a) (handdruk) fiacco (a) (handdruk)
week (m) (a) (handdruk) molle (f) (a) (handdruk)
Week Voorbeelden4 voorbeelden gevonden
tweemaal per week verschijnend bisettimanale
mid-week metà della settimana
midden van de week metà della settimana
tweemaal per week due volte alla settimana
Vertalen Week in andere talen
Vertalen week in Engels
Vertalen week in Duits
Vertalen week in Frans
Vertalen week in Spaans
Vertalen week in Portugees
Vertalen week in Sloveens
Vertalen week in Pools
Vertalen week in Tsjechisch