Week — Nederlandse Duits vertaling5 vertalingen gevonden

week (m) (n) (Periode) Woche (f) (n) (Periode)
week (m) (n) Woche (f) (n)
week (m) (a) weich (a)
week (m) (a) (handdruk) schlaff (a) (handdruk)
week (m) (a) (handdruk) welk (a) (handdruk)
Week Voorbeelden3 voorbeelden gevonden
tweemaal per week verschijnend zweimal in der Woche erscheinend
midden van de week Mitte der Woche
tweemaal per week zweimal pro Woche
Vertalen Week in andere talen
Vertalen week in Engels
Vertalen week in Frans
Vertalen week in Italiaans
Vertalen week in Spaans
Vertalen week in Portugees
Vertalen week in Sloveens
Vertalen week in Pools
Vertalen week in Tsjechisch