zakken
(n)
(n)
(temperatuur)
|
chute
(f)
(n)
(temperatuur)
|
|
zakken
(n)
(n)
(prijzen)
|
baisse
(f)
(n)
(prijzen)
|
|
zakken
(n)
(n)
(temperatuur)
|
baisse
(f)
(n)
(temperatuur)
|
|
zakken
(n)
(n)
(prijzen)
|
chute
(f)
(n)
(prijzen)
|
|
zakken
(n)
(v)
(prijzen)
|
baisser
(v)
(prijzen)
|
zakken
(n)
(v)
(aantal)
|
tomber
(v)
(aantal)
|
|
zakken
(n)
(v)
(aantal)
|
baisser
(v)
(aantal)
|
|
zakken
(n)
(v)
(prijzen)
|
tomber
(v)
(prijzen)
|
|
zakken
(n)
(v)
(niveau)
|
tomber
(v)
(niveau)
|
|
zakken
(n)
(v)
(niveau)
|
baisser
(v)
(niveau)
|
|
zakken
(n)
(v)
(examen)
|
échouer
(v)
(examen)
|
Zakken Voorbeelden7 voorbeelden gevonden
Vertalen Zakken in andere talen
