zakken (n) (n) (prijzen) | descenso (m) (n) (prijzen) |
zakken (n) (n) (prijzen) | baja (f) (n) (prijzen) |
zakken (n) (n) (temperatuur) | descenso (m) (n) (temperatuur) |
zakken (n) (n) (temperatuur) | baja (f) (n) (temperatuur) |
zakken (n) (v) (niveau) | descender (v) (niveau) |
zakken (n) (v) (prijzen) | bajar (v) (prijzen) |
zakken (n) (v) (aantal) | descender (v) (aantal) |
zakken (n) (v) (prijzen) | descender (v) (prijzen) |
zakken (n) (v) (aantal) | bajar (v) (aantal) |
zakken (n) (v) (examen) | reprobar (v) (examen) |
zakken (n) (v) (niveau) | bajar (v) (niveau) |
doen zakken | derribar |
doen zakken | bajar |
in elkaar zakken | bajar s bitamente |
laten zakken | bajar |
naar beneden zakken | resbalar |
naar beneden zakken | deslizarse |
naar beneden zakken | bajar deslizándose |