Vroeger — Nederlandse Frans vertaling51 vertaling

vroeger (a) (algemeen) à l'époque (a) (algemeen)
vroeger (a) (algemeen) en ce temps-là (a) (algemeen)
vroeger (a) (tijd) précédent (m) (a) (tijd)
vroeger (a) (tijd) dans le temps (a) (tijd)
vroeger (a) (tijd) alors (a) (tijd)
vroeger (a) (tijd) passé (m) (a) (tijd)
vroeger (a) (algemeen) antérieur (a) (algemeen)
vroeger (a) (algemeen) dans le temps (a) (algemeen)
vroeger (a) (tijd) à l'époque (a) (tijd)
vroeger (a) (algemeen) précédent (m) (a) (algemeen)
vroeger (a) (tijd) d'autrefois (a) (tijd)
vroeger (a) (algemeen) alors (a) (algemeen)
vroeger (a) (tijd) plus tôt (a) (tijd)
vroeger (a) (algemeen) passé (m) (a) (algemeen)
vroeger (a) (tijd) antérieur (a) (tijd)
vroeger (a) (algemeen) d'autrefois (a) (algemeen)
vroeger (a) (algemeen) plus tôt (a) (algemeen)
vroeger (a) (tijd) ancien (a) (tijd)
vroeger (a) (tijd) en ce temps-là (a) (tijd)
vroeger (a) (algemeen) ancien (a) (algemeen)
vroeger (o) (tijd) ancien (o) (tijd)
vroeger (o) (tijd) jadis (o) (tijd)
vroeger (o) (verleden) dans le temps (o) (verleden)
vroeger (o) (tijd) autrefois (o) (tijd)
vroeger (o) (tijd) précédent (m) (o) (tijd)
vroeger (o) (verleden) plus tôt (o) (verleden)
vroeger (o) (tijd) dans le passé (o) (tijd)
vroeger (o) (tijd) avant de (o) (tijd)
vroeger (o) (tijd) à l'époque (o) (tijd)
vroeger (o) (verleden) en ce temps-là (o) (verleden)
vroeger (o) (verleden) précédent (m) (o) (verleden)
vroeger (o) (tijd) plus tôt (o) (tijd)
vroeger (o) (tijd) alors (o) (tijd)
vroeger (o) (tijd) en ce temps-là (o) (tijd)
vroeger (o) (tijd) passé (m) (o) (tijd)
vroeger (o) (verleden) d'autrefois (o) (verleden)
vroeger (o) (tijd) antérieur (o) (tijd)
vroeger (o) (verleden) anciennement (o) (verleden)
vroeger (o) (verleden) à l'époque (o) (verleden)
vroeger (o) (tijd) d'autrefois (o) (tijd)
vroeger (o) (tijd) auparavant (o) (tijd)
vroeger (o) (tijd) dans le temps (o) (tijd)
vroeger (o) (verleden) ancien (o) (verleden)
vroeger (o) (verleden) alors (o) (verleden)
vroeger (o) (verleden) dans le passé (o) (verleden)
vroeger (o) (tijd) antérieurement (o) (tijd)
vroeger (o) (verleden) autrefois (o) (verleden)
vroeger (o) (verleden) passé (m) (o) (verleden)
vroeger (o) (verleden) antérieur (o) (verleden)
vroeger (o) (tijd) anciennement (o) (tijd)
vroeger (o) (verleden) jadis (o) (verleden)
Vroeger Voorbeelden8 voorbeelden gevonden
van vroeger d'autrefois
vroeger dan jusqu'à ce que
vroeger dan depuis
vroeger dan il y a
vroeger dan moins
vroeger dan avant
vroeger dan avant de
vroeger dan avant que
Vertalen Vroeger in andere talen
Vertalen vroeger in Engels
Vertalen vroeger in Duits
Vertalen vroeger in Italiaans
Vertalen vroeger in Spaans
Vertalen vroeger in Portugees
Vertalen vroeger in Sloveens
Vertalen vroeger in Pools
Vertalen vroeger in Tsjechisch