bruikbaarheid
(f)
(n)
(systeem)
|
aspect pratique
(m)
(n)
(systeem)
|
|
bruikbaarheid
(f)
(n)
(nuttigheid)
|
usage
(m)
(n)
(nuttigheid)
|
|
bruikbaarheid
(f)
(n)
(nut)
|
praticabilité
(f)
(n)
(nut)
|
|
bruikbaarheid
(f)
(n)
(systeem)
|
maniabilité
(f)
(n)
(systeem)
|
|
bruikbaarheid
(f)
(n)
(nut)
|
commodité
(f)
(n)
(nut)
|
|
bruikbaarheid
(f)
(n)
(nut)
|
utilité
(f)
(n)
(nut)
|
|
bruikbaarheid
(f)
(n)
(algemeen)
|
usage
(m)
(n)
(algemeen)
|
|
bruikbaarheid
(f)
(n)
(nut)
|
efficacité
(f)
(n)
(nut)
|
|
bruikbaarheid
(f)
(n)
(nuttigheid)
|
aspect pratique
(m)
(n)
(nuttigheid)
|
|
bruikbaarheid
(f)
(n)
(systeem)
|
utilité
(f)
(n)
(systeem)
|
|
bruikbaarheid
(f)
(n)
(nuttigheid)
|
praticabilité
(f)
(n)
(nuttigheid)
|
|
bruikbaarheid
(f)
(n)
(algemeen)
|
efficacité
(f)
(n)
(algemeen)
|
|
bruikbaarheid
(f)
(n)
(nuttigheid)
|
maniabilité
(f)
(n)
(nuttigheid)
|
|
bruikbaarheid
(f)
(n)
(systeem)
|
usage
(m)
(n)
(systeem)
|
|
bruikbaarheid
(f)
(n)
(algemeen)
|
praticabilité
(f)
(n)
(algemeen)
|
|
bruikbaarheid
(f)
(n)
(algemeen)
|
maniabilité
(f)
(n)
(algemeen)
|
|
bruikbaarheid
(f)
(n)
(nut)
|
aspect pratique
(m)
(n)
(nut)
|
|
bruikbaarheid
(f)
(n)
(algemeen)
|
utilité
(f)
(n)
(algemeen)
|
|
bruikbaarheid
(f)
(n)
(algemeen)
|
commodité
(f)
(n)
(algemeen)
|
|
bruikbaarheid
(f)
(n)
(nuttigheid)
|
commodité
(f)
(n)
(nuttigheid)
|
|
bruikbaarheid
(f)
(n)
(algemeen)
|
aspect pratique
(m)
(n)
(algemeen)
|
|
bruikbaarheid
(f)
(n)
(nut)
|
usage
(m)
(n)
(nut)
|
|
bruikbaarheid
(f)
(n)
(systeem)
|
praticabilité
(f)
(n)
(systeem)
|
|
bruikbaarheid
(f)
(n)
(nuttigheid)
|
efficacité
(f)
(n)
(nuttigheid)
|
|
bruikbaarheid
(f)
(n)
(nut)
|
maniabilité
(f)
(n)
(nut)
|
|
bruikbaarheid
(f)
(n)
(systeem)
|
commodité
(f)
(n)
(systeem)
|
|
bruikbaarheid
(f)
(n)
(nuttigheid)
|
utilité
(f)
(n)
(nuttigheid)
|
|
bruikbaarheid
(f)
(n)
(systeem)
|
efficacité
(f)
(n)
(systeem)
|
Vertalen Bruikbaarheid in andere talen
