ophouden
(n)
(n)
(activiteit)
|
cesación
(f)
(n)
(activiteit)
|
ophouden
(n)
(n)
(activiteit)
|
suspensión
(f)
(n)
(activiteit)
|
ophouden
(n)
(n)
(activiteit)
|
fin
(m)
(n)
(activiteit)
|
ophouden
(n)
(n)
(activiteit)
|
término
(m)
(n)
(activiteit)
|
ophouden
(n)
(n)
(activiteit)
|
cese
(m)
(n)
(activiteit)
|
ophouden
(n)
(n)
(activiteit)
|
terminación
(f)
(n)
(activiteit)
|
ophouden
(n)
(v)
(activiteit)
|
dejar de
(v)
(activiteit)
|
ophouden
(n)
(v)
(verkeer)
|
obstruir
(v)
(verkeer)
|
opgehouden
houdt op
houden op
hield op
hielden op
|
obstruido
obstruyen
obstruyes
obstruías
obstruían
|
ophouden
(n)
(v)
(beëindiging)
|
bloquear
(v)
(beëindiging)
|
opgehouden
houdt op
houden op
hield op
hielden op
|
bloqueado
bloqueas
bloquean
bloqueaban
bloqueabas
|
ophouden
(n)
(v)
(activiteit)
|
retardar
(v)
(activiteit)
|
opgehouden
houdt op
houden op
hield op
hielden op
|
retardado
retardas
retardan
retardabas
retardaban
|
ophouden
(n)
(v)
(activiteit)
|
retrasar
(v)
(activiteit)
|
opgehouden
houdt op
houden op
hield op
hielden op
|
retrasado
retrasan
retrasas
retrasaban
retrasabas
|
ophouden
(n)
(v)
(verkeer)
|
parar
(v)
(verkeer)
|
opgehouden
houdt op
houden op
hield op
hielden op
|
parado
paran
paras
parabas
paraban
|
ophouden
(n)
(v)
(activiteit)
|
dejar
(v)
(activiteit)
|
opgehouden
houdt op
houden op
hield op
hielden op
|
dejado
dejas
dejan
dejabas
dejaban
|
ophouden
(n)
(v)
(verkeer)
|
retardar
(v)
(verkeer)
|
opgehouden
houdt op
houden op
hield op
hielden op
|
retardado
retardas
retardan
retardabas
retardaban
|
ophouden
(n)
(v)
(verkeer)
|
refrenar
(v)
(verkeer)
|
opgehouden
houdt op
houden op
hield op
hielden op
|
refrenado
refrenas
refrenan
refrenabas
refrenaban
|
ophouden
(n)
(v)
(tijd)
|
postergar
(v)
(tijd)
|
opgehouden
houdt op
houden op
hield op
hielden op
|
postergado
postergan
postergas
postergabas
postergaban
|
ophouden
(n)
(v)
(beëindiging)
|
parar
(v)
(beëindiging)
|
opgehouden
houdt op
houden op
hield op
hielden op
|
parado
paran
paras
parabas
paraban
|
ophouden
(n)
(v)
(tijd)
|
aplazar
(v)
(tijd)
|
opgehouden
houdt op
houden op
hield op
hielden op
|
aplazado
aplazan
aplazas
aplazaban
aplazabas
|
ophouden
(n)
(v)
(activiteit)
|
retener
(v)
(activiteit)
|
opgehouden
houdt op
houden op
hield op
hielden op
|
retenido
retienes
retienen
retenías
retenían
|
ophouden
(n)
(v)
(tijd)
|
retener
(v)
(tijd)
|
opgehouden
houdt op
houden op
hield op
hielden op
|
retenido
retienes
retienen
retenías
retenían
|
ophouden
(n)
(v)
(beëindiging)
|
retrasar
(v)
(beëindiging)
|
opgehouden
houdt op
houden op
hield op
hielden op
|
retrasado
retrasan
retrasas
retrasaban
retrasabas
|
ophouden
(n)
(v)
(activiteit)
|
parar
(v)
(activiteit)
|
opgehouden
houdt op
houden op
hield op
hielden op
|
parado
paran
paras
parabas
paraban
|
ophouden
(n)
(v)
(tijd)
|
dilatar
(v)
(tijd)
|
opgehouden
houdt op
houden op
hield op
hielden op
|
dilatado
dilatan
dilatas
dilataban
dilatabas
|
ophouden
(n)
(v)
(activiteit)
|
acabar
(v)
(activiteit)
|
opgehouden
houdt op
houden op
hield op
hielden op
|
acabado
acaban
acabas
acababan
acababas
|
ophouden
(n)
(v)
(activiteit)
|
refrenar
(v)
(activiteit)
|
opgehouden
houdt op
houden op
hield op
hielden op
|
refrenado
refrenas
refrenan
refrenabas
refrenaban
|
ophouden
(n)
(v)
(activiteit)
|
terminar
(v)
(activiteit)
|
opgehouden
houdt op
houden op
hield op
hielden op
|
terminado
terminan
terminas
terminaban
terminabas
|
ophouden
(n)
(v)
(beëindiging)
|
refrenar
(v)
(beëindiging)
|
opgehouden
houdt op
houden op
hield op
hielden op
|
refrenado
refrenas
refrenan
refrenabas
refrenaban
|
ophouden
(n)
(v)
(tijd)
|
posponer
(v)
(tijd)
|
opgehouden
houdt op
houden op
hield op
hielden op
|
pospuesto
posponen
pospones
posponían
posponías
|
ophouden
(n)
(v)
(verkeer)
|
bloquear
(v)
(verkeer)
|
opgehouden
houdt op
houden op
hield op
hielden op
|
bloqueado
bloqueas
bloquean
bloqueaban
bloqueabas
|
ophouden
(n)
(v)
(beëindiging)
|
retener
(v)
(beëindiging)
|
opgehouden
houdt op
houden op
hield op
hielden op
|
retenido
retienes
retienen
retenías
retenían
|
ophouden
(n)
(v)
(verkeer)
|
retener
(v)
(verkeer)
|
opgehouden
houdt op
houden op
hield op
hielden op
|
retenido
retienes
retienen
retenías
retenían
|
ophouden
(n)
(v)
(tijd)
|
retrasar
(v)
(tijd)
|
opgehouden
houdt op
houden op
hield op
hielden op
|
retrasado
retrasan
retrasas
retrasaban
retrasabas
|
ophouden
(n)
(v)
(activiteit)
|
detener
(v)
(activiteit)
|
opgehouden
houdt op
houden op
hield op
hielden op
|
detenido
detienen
detienes
detenían
detenías
|
ophouden
(n)
(v)
(activiteit)
|
cesar
(v)
(activiteit)
|
opgehouden
houdt op
houden op
hield op
hielden op
|
cesado
cesas
cesan
cesabas
cesaban
|
ophouden
(n)
(v)
(tijd)
|
diferir
(v)
(tijd)
|
opgehouden
houdt op
houden op
hield op
hielden op
|
diferido
difieres
difieren
diferías
diferían
|
ophouden
(n)
(v)
(activiteit)
|
bloquear
(v)
(activiteit)
|
opgehouden
houdt op
houden op
hield op
hielden op
|
bloqueado
bloqueas
bloquean
bloqueaban
bloqueabas
|
ophouden
(n)
(v)
(beëindiging)
|
retardar
(v)
(beëindiging)
|
opgehouden
houdt op
houden op
hield op
hielden op
|
retardado
retardas
retardan
retardabas
retardaban
|
ophouden
(n)
(v)
(verkeer)
|
retrasar
(v)
(verkeer)
|
opgehouden
houdt op
houden op
hield op
hielden op
|
retrasado
retrasan
retrasas
retrasaban
retrasabas
|
ophouden
(n)
(v)
(tijd)
|
parar
(v)
(tijd)
|
opgehouden
houdt op
houden op
hield op
hielden op
|
parado
paran
paras
parabas
paraban
|
ophouden
(n)
(v)
(tijd)
|
bloquear
(v)
(tijd)
|
opgehouden
houdt op
houden op
hield op
hielden op
|
bloqueado
bloqueas
bloquean
bloqueaban
bloqueabas
|
ophouden
(n)
(v)
(tijd)
|
retardar
(v)
(tijd)
|
opgehouden
houdt op
houden op
hield op
hielden op
|
retardado
retardas
retardan
retardabas
retardaban
|
ophouden
(n)
(v)
(tijd)
|
refrenar
(v)
(tijd)
|
opgehouden
houdt op
houden op
hield op
hielden op
|
refrenado
refrenas
refrenan
refrenabas
refrenaban
|
ophouden
(n)
(v)
(activiteit)
|
suspender
(v)
(activiteit)
|
opgehouden
houdt op
houden op
hield op
hielden op
|
suspendido
suspendes
suspenden
suspendían
suspendías
|