Ophouden — Nederlandse Duits vertaling17 vertalingen gevonden

ophouden (n) (n) (activiteit) Schluss (m) (n) (activiteit)
ophouden (n) (n) (activiteit) Abschluss (m) (n) (activiteit)
ophouden (n) (n) (activiteit) Beendigung (f) (n) (activiteit)
ophouden (n) (v) (tijd) aufhalten (v) (tijd)
ophouden (n) (v) (activiteit) aufhören (v) (activiteit)
ophouden (n) (v) (activiteit) enden (v) (activiteit)
ophouden (n) (v) (activiteit) beenden (v) (activiteit)
ophouden (n) (v) (activiteit) einstellen (v) (activiteit)
ophouden (n) (v) (verkeer) blockieren (v) (verkeer)
ophouden (n) (v) (activiteit) aufhalten (v) (activiteit)
ophouden (n) (v) (activiteit) stoppen (v) (activiteit)
ophouden (n) (v) (activiteit) ablassen (v) (activiteit)
ophouden (n) (v) (verkeer) aufhalten (v) (verkeer)
ophouden (n) (v) (tijd) verzögern (v) (tijd)
ophouden (n) (v) (activiteit) ablassen von (v) (activiteit)
ophouden (n) (v) (activiteit) anhalten (v) (activiteit)
ophouden (n) (v) (beëindiging) aufhalten (v) (beëindiging)
Ophouden Voorbeelden6 voorbeelden gevonden
ermee ophouden Feierabend machen
ermee ophouden in den Sack hauen
ermee ophouden hinschmeißen
ermee ophouden aufgeben
ermee ophouden ruhen lassen
ophouden met aufhören mit
Vertalen Ophouden in andere talen
Vertalen ophouden in Engels
Vertalen ophouden in Frans
Vertalen ophouden in Italiaans
Vertalen ophouden in Spaans
Vertalen ophouden in Portugees
Vertalen ophouden in Sloveens
Vertalen ophouden in Pools
Vertalen ophouden in Tsjechisch