vastklemmen
(n)
(n)
(klampen)
|
clamping
(n)
(klampen)
|
vastklemmen
(n)
(n)
(klampen)
|
clasping
(n)
(klampen)
|
vastklemmen
(n)
(v)
(vastgrijpen)
|
grip firmly
(v)
(vastgrijpen)
|
vastklemmen
(n)
(v)
(Gewicht)
|
pin
(v)
(Gewicht)
|
vastgeklemd
klemt vast
klemmen vast
klemde vast
klemden vast
|
pinned
pin
pin
pinned
pinned
pin
|
vastklemmen
(n)
(v)
(vastgrijpen)
|
clasp
(v)
(vastgrijpen)
|
vastgeklemd
klemt vast
klemmen vast
klemde vast
klemden vast
|
clasped
clasp
clasp
clasped
clasped
clasp
|
vastklemmen
(n)
(v)
(algemeen)
|
fasten with a clip
(v)
(algemeen)
|
vastklemmen
(n)
(v)
(timmerwerk)
|
clamp
(v)
(timmerwerk)
|
vastgeklemd
klemt vast
klemmen vast
klemde vast
klemden vast
|
clamped
clamp
clamp
clamped
clamped
clamp
|
vastklemmen
(n)
(v)
(vastgrijpen)
|
clench
(v)
(vastgrijpen)
|
vastgeklemd
klemt vast
klemmen vast
klemde vast
klemden vast
|
clenched
clench
clench
clenched
clenched
clench
|
vastklemmen
(n)
(v)
(algemeen)
|
clip
(v)
(algemeen)
|
vastgeklemd
klemt vast
klemmen vast
klemde vast
klemden vast
|
clipped
clip
clip
clipped
clipped
clip
|
vastklemmen
(n)
(v)
(vastgrijpen)
|
grip tightly
(v)
(vastgrijpen)
|