vastleggen (v) (tijd) | festlegen (v) (tijd) |
vastleggen (v) (hond) | festbinden (v) (hond) |
vastleggen (v) (algemeen) | festsetzen (v) (algemeen) |
vastleggen (v) (Geld) | fest anlegen (v) (Geld) |
vastleggen (v) (overeenkomst) | festsetzen (v) (overeenkomst) |
vastleggen (v) (tijd) | festsetzen (v) (tijd) |
vastleggen (v) (overeenkomst) | festlegen (v) (overeenkomst) |
vooraf vastleggen | vorher absprechen |
vooraf vastleggen | vorher verabreden |
vooraf vastleggen | vorher ausmachen |