uitkleden
(v)
(persoon)
|
entkleiden
(v)
(persoon)
|
uitgekleed
kleedt uit
kleden uit
kleedde uit
kleedden uit
|
entkleidet
entkleiden
entkleidest
entkleideten
entkleidetest
entkleide
|
uitkleden
(v)
(persoon)
|
ausziehen
(v)
(persoon)
|
uitgekleed
kleedt uit
kleden uit
kleedde uit
kleedden uit
|
ausgezogen
ziehen aus
ziehst aus
zogst aus
zogen aus
ziehe aus
|
Uitkleden Voorbeelden3 voorbeelden gevonden
Vertalen Uitkleden in andere talen