toepasselijk
(a)
(situatie)
|
adekvat
(a)
(situatie)
|
|
toepasselijk
(a)
(subject)
|
lämplig
(a)
(subject)
|
|
toepasselijk
(a)
(subject)
|
användbar
(a)
(subject)
|
|
toepasselijk
(a)
(situatie)
|
lämplig
(a)
(situatie)
|
|
toepasselijk
(a)
(subject)
|
adekvat
(a)
(subject)
|
|
toepasselijk
(a)
(subject)
|
höra till
(a)
(subject)
|
|
toepasselijk
(a)
(situatie)
|
höra till
(a)
(situatie)
|
|
toepasselijk
(a)
(situatie)
|
användbar
(a)
(situatie)
|
|
toepasselijk
(a)
(situatie)
|
relevant
(a)
(situatie)
|
|
toepasselijk
(a)
(subject)
|
passande
(a)
(subject)
|
|
toepasselijk
(a)
(situatie)
|
passande
(a)
(situatie)
|
|
toepasselijk
(a)
(subject)
|
relevant
(a)
(subject)
|
Toepasselijk Voorbeelden3 voorbeelden gevonden
|
toepasselijk zijn
|
gälla
|
|
toepasselijk zijn
|
passa
|
|
toepasselijk zijn
|
vara tillämplig
|
Vertalen Toepasselijk in andere talen
