toepasselijk (a) (situatie) | convenable (a) (situatie) |
toepasselijk (a) (situatie) | approprié (a) (situatie) |
toepasselijk (a) (situatie) | adéquat (a) (situatie) |
toepasselijk (a) (subject) | applicable (a) (subject) |
toepasselijk (a) (situatie) | apparenté (a) (situatie) |
toepasselijk (a) (subject) | approprié (a) (subject) |
toepasselijk (a) (subject) | adéquat (a) (subject) |
toepasselijk (a) (subject) | apparenté (a) (subject) |
toepasselijk (a) (subject) | convenable (a) (subject) |
toepasselijk (a) (subject) | allié (m) (a) (subject) |
toepasselijk (a) (situatie) | applicable (a) (situatie) |
toepasselijk (a) (situatie) | allié (m) (a) (situatie) |
toepasselijk zijn | appliquer |