overeenkomen (n) (v) (persoon) | dra jämt (v) (persoon) |
overeenkomen (n) (v) (mening) | korrespondera (v) (mening) |
overeenkomen (n) (v) (mening) | passa ihop (v) (mening) |
overeenkomen (n) (v) (overeenstemmen) | korrespondera (v) (overeenstemmen) |
overeenkomen (n) (v) (mening) | överensstämma (v) (mening) |
overeenkomen (n) (v) (plannen) | avtala (v) (plannen) |
overeenkomen (n) (v) (overeenstemmen) | matcha (v) (overeenstemmen) |
overeenkomen (n) (v) (mening) | stämma överens (v) (mening) |
overeenkomen (n) (v) (overeenstemmen) | överensstämma (v) (overeenstemmen) |
overeenkomen (n) (v) (plannen) | komma överens om (v) (plannen) |
overeenkomen (n) (v) (persoon) | komma överens (v) (persoon) |
overeenkomen (n) (v) (mening) | matcha (v) (mening) |
overeenkomen (n) (v) (overeenstemmen) | passa ihop (v) (overeenstemmen) |
overeenkomen (n) (v) (overeenstemmen) | stämma överens (v) (overeenstemmen) |