je
(a)
(bez. bijv. nw. - mv. - één pers.)
|
ditt
(a)
(bez. bijv. nw. - mv. - één pers.)
|
je
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk.)
|
din
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk.)
|
je
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk.)
|
ditt
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk.)
|
je
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk.)
|
dina
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk.)
|
je
(a)
(bez. bijv. nw. - mv. - één pers.)
|
din
(a)
(bez. bijv. nw. - mv. - één pers.)
|
je
(a)
(bez. bijv. nw. - mv. - één pers.)
|
dina
(a)
(bez. bijv. nw. - mv. - één pers.)
|
je
(o)
(persoonlijk vnw. - meewerkend vw. - enk.)
|
Eder
(o)
(persoonlijk vnw. - meewerkend vw. - enk.)
|
je
(o)
(wederkerend voornaamwoord - mv.)
|
Eder
(o)
(wederkerend voornaamwoord - mv.)
|
je
(o)
(persoonlijk vnw. - lijdend vw. - enk.)
|
du
(o)
(persoonlijk vnw. - lijdend vw. - enk.)
|
je
(o)
(persoonlijk vnw. - onderwerp - enk.)
|
du
(o)
(persoonlijk vnw. - onderwerp - enk.)
|
je
(o)
(wederkerend voornaamwoord - mv.)
|
ni
(o)
(wederkerend voornaamwoord - mv.)
|
je
(o)
(wederkerend voornaamwoord - mv.)
|
er själva
(o)
(wederkerend voornaamwoord - mv.)
|
je
(o)
(persoonlijk vnw. - meewerkend vw. - enk.)
|
ni
(o)
(persoonlijk vnw. - meewerkend vw. - enk.)
|
je
(o)
(persoonlijk vnw. - lijdend vw. - enk.)
|
Er
(o)
(persoonlijk vnw. - lijdend vw. - enk.)
|
je
(o)
(wederkerend vnw. - enk.)
|
dig
(o)
(wederkerend vnw. - enk.)
|
je
(o)
(persoonlijk vnw. - lijdend vw. - enk.)
|
ni
(o)
(persoonlijk vnw. - lijdend vw. - enk.)
|
je
(o)
(persoonlijk vnw. - lijdend vw. - enk.)
|
Eder
(o)
(persoonlijk vnw. - lijdend vw. - enk.)
|
je
(o)
(persoonlijk vnw. - onderwerp - enk.)
|
Eder
(o)
(persoonlijk vnw. - onderwerp - enk.)
|
je
(o)
(algemeen)
|
du
(o)
(algemeen)
|
je
(o)
(persoonlijk vnw. - meewerkend vw. - enk.)
|
du
(o)
(persoonlijk vnw. - meewerkend vw. - enk.)
|
je
(o)
(persoonlijk vnw. - lijdend vw. - enk.)
|
dig
(o)
(persoonlijk vnw. - lijdend vw. - enk.)
|
je
(o)
(wederkerend voornaamwoord - mv.)
|
du
(o)
(wederkerend voornaamwoord - mv.)
|
je
(o)
(wederkerend vnw. - enk.)
|
dig själv
(o)
(wederkerend vnw. - enk.)
|
je
(o)
(persoonlijk vnw. - onderwerp - enk.)
|
ni
(o)
(persoonlijk vnw. - onderwerp - enk.)
|
je
(o)
(wederkerend voornaamwoord - mv.)
|
Er
(o)
(wederkerend voornaamwoord - mv.)
|
je
(o)
(wederkerend voornaamwoord - mv.)
|
dig
(o)
(wederkerend voornaamwoord - mv.)
|
je
(o)
(algemeen)
|
ni
(o)
(algemeen)
|
je
(o)
(algemeen)
|
dig
(o)
(algemeen)
|
je
(o)
(algemeen)
|
Er
(o)
(algemeen)
|
je
(o)
(algemeen)
|
dig själv
(o)
(algemeen)
|
je
(o)
(persoonlijk vnw. - onderwerp - enk.)
|
Er
(o)
(persoonlijk vnw. - onderwerp - enk.)
|
je
(o)
(persoonlijk vnw. - meewerkend vw. - enk.)
|
dig
(o)
(persoonlijk vnw. - meewerkend vw. - enk.)
|
je
(o)
(algemeen)
|
er själva
(o)
(algemeen)
|
je
(o)
(wederkerend vnw. - enk.)
|
Eder
(o)
(wederkerend vnw. - enk.)
|
je
(o)
(wederkerend vnw. - enk.)
|
Er
(o)
(wederkerend vnw. - enk.)
|
je
(o)
(persoonlijk vnw. - onderwerp - enk.)
|
dig
(o)
(persoonlijk vnw. - onderwerp - enk.)
|
je
(o)
(wederkerend vnw. - enk.)
|
ni
(o)
(wederkerend vnw. - enk.)
|
je
(o)
(wederkerend vnw. - enk.)
|
du
(o)
(wederkerend vnw. - enk.)
|
je
(o)
(persoonlijk vnw. - lijdend vw. - enk.)
|
dig själv
(o)
(persoonlijk vnw. - lijdend vw. - enk.)
|
je
(o)
(persoonlijk vnw. - meewerkend vw. - enk.)
|
Er
(o)
(persoonlijk vnw. - meewerkend vw. - enk.)
|
je
(o)
(algemeen)
|
Eder
(o)
(algemeen)
|