je
|
du
|
je
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk.)
|
deine
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk.)
|
je
(a)
(bez. bijv. nw. - mv. - één pers.)
|
deine
(a)
(bez. bijv. nw. - mv. - één pers.)
|
je
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk.)
|
dein
(a)
(bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk.)
|
je
(o)
(persoonlijk vnw. - meewerkend vw. - enk.)
|
dir
(o)
(persoonlijk vnw. - meewerkend vw. - enk.)
|
je
(o)
(algemeen)
|
sich
(o)
(algemeen)
|
je
(o)
(algemeen)
|
euch
(o)
(algemeen)
|
je
(o)
(persoonlijk vnw. - onderwerp - enk.)
|
du
(o)
(persoonlijk vnw. - onderwerp - enk.)
|
je
(o)
(wederkerend vnw. - enk.)
|
dich
(o)
(wederkerend vnw. - enk.)
|
je
(o)
(algemeen)
|
ihr
(o)
(algemeen)
|
je
(o)
(algemeen)
|
dir
(o)
(algemeen)
|
je
(o)
(algemeen)
|
sie
(o)
(algemeen)
|
je
(o)
(algemeen)
|
du
(o)
(algemeen)
|
je
(o)
(persoonlijk vnw. - lijdend vw. - enk.)
|
dich
(o)
(persoonlijk vnw. - lijdend vw. - enk.)
|
je
(o)
(algemeen)
|
Ihnen
(o)
(algemeen)
|
je
(o)
(algemeen)
|
dich
(o)
(algemeen)
|
je
(o)
(wederkerend voornaamwoord - mv.)
|
euch
(o)
(wederkerend voornaamwoord - mv.)
|