dekken (v) (mogelijkheid) | täcka (v) (mogelijkheid) |
dekken (v) (persoon) | värna (v) (persoon) |
dekken (v) (algemeen) | betäcka (v) (algemeen) |
dekken (v) (algemeen) | försäkra (v) (algemeen) |
dekken (v) (algemeen) | skydda (v) (algemeen) |
dekken (v) (verzekeren) | täcka (v) (verzekeren) |
dekken (v) (algemeen) | täcka (v) (algemeen) |
dekken (v) (verzekeren) | skydda (v) (verzekeren) |
dekken (v) (mogelijkheid) | inbegripa (v) (mogelijkheid) |
dekken (v) (alibi) | betäcka (v) (alibi) |
dekken (v) (alibi) | försäkra (v) (alibi) |
dekken (v) (persoon) | beskydda (v) (persoon) |
dekken (v) (alibi) | täcka (v) (alibi) |
dekken (v) (verzekeren) | betäcka (v) (verzekeren) |
dekken (v) (verzekeren) | försäkra (v) (verzekeren) |
dekken (v) (alibi) | skydda (v) (alibi) |
met lei dekken | täcka med skiffer |