Alledaags — Nederlandse Sloveens vertaling50 vertalingen gevonden

alledaags (a) (belangrijkheid) banal (a) (belangrijkheid)
alledaags (a) (gebeurtenis) ordinär (a) (gebeurtenis)
alledaags (a) (belangrijkheid) vanlig (a) (belangrijkheid)
alledaags (a) (gewoon) torftig (a) (gewoon)
alledaags (a) (gewoon) inte ovanlig (a) (gewoon)
alledaags (a) (eenvoudig) vanlig (a) (eenvoudig)
alledaags (a) (gewoon) banal (a) (gewoon)
alledaags (a) (gewoon) alldaglig (a) (gewoon)
alledaags (a) (banaal) daglig (a) (banaal)
alledaags (a) (gebeurtenis) anspråkslös (a) (gebeurtenis)
alledaags (a) (belangrijkheid) vardaglig (a) (belangrijkheid)
alledaags (a) (gebeurtenis) alldaglig (a) (gebeurtenis)
alledaags (a) (gebeurtenis) inte ovanlig (a) (gebeurtenis)
alledaags (a) (gebeurtenis) enkel (a) (gebeurtenis)
alledaags (a) (gebeurtenis) banal (a) (gebeurtenis)
alledaags (a) (gewoon) anspråkslös (a) (gewoon)
alledaags (a) (gebeurtenis) vanlig (a) (gebeurtenis)
alledaags (a) (banaal) torftig (a) (banaal)
alledaags (a) (banaal) alldaglig (a) (banaal)
alledaags (a) (gewoon) vardaglig (a) (gewoon)
alledaags (a) (gebeurtenis) torftig (a) (gebeurtenis)
alledaags (a) (gewoon) enkel (a) (gewoon)
alledaags (a) (gebeurtenis) vardaglig (a) (gebeurtenis)
alledaags (a) (belangrijkheid) anspråkslös (a) (belangrijkheid)
alledaags (a) (gebeurtenis) daglig (a) (gebeurtenis)
alledaags (a) (banaal) ordinär (a) (banaal)
alledaags (a) (gewoon) ordinär (a) (gewoon)
alledaags (a) (belangrijkheid) enkel (a) (belangrijkheid)
alledaags (a) (gewoon) vanlig (a) (gewoon)
alledaags (a) (eenvoudig) anspråkslös (a) (eenvoudig)
alledaags (a) (gewoon) daglig (a) (gewoon)
alledaags (a) (eenvoudig) torftig (a) (eenvoudig)
alledaags (a) (eenvoudig) alldaglig (a) (eenvoudig)
alledaags (a) (banaal) vardaglig (a) (banaal)
alledaags (a) (eenvoudig) inte ovanlig (a) (eenvoudig)
alledaags (a) (banaal) enkel (a) (banaal)
alledaags (a) (eenvoudig) banal (a) (eenvoudig)
alledaags (a) (belangrijkheid) ordinär (a) (belangrijkheid)
alledaags (a) (belangrijkheid) daglig (a) (belangrijkheid)
alledaags (a) (eenvoudig) ordinär (a) (eenvoudig)
alledaags (a) (banaal) inte ovanlig (a) (banaal)
alledaags (a) (banaal) vanlig (a) (banaal)
alledaags (a) (banaal) banal (a) (banaal)
alledaags (a) (banaal) anspråkslös (a) (banaal)
alledaags (a) (eenvoudig) daglig (a) (eenvoudig)
alledaags (a) (belangrijkheid) torftig (a) (belangrijkheid)
alledaags (a) (belangrijkheid) alldaglig (a) (belangrijkheid)
alledaags (a) (eenvoudig) vardaglig (a) (eenvoudig)
alledaags (a) (belangrijkheid) inte ovanlig (a) (belangrijkheid)
alledaags (a) (eenvoudig) enkel (a) (eenvoudig)
Vertalen Alledaags in andere talen
Vertalen alledaags in Engels
Vertalen alledaags in Duits
Vertalen alledaags in Frans
Vertalen alledaags in Italiaans
Vertalen alledaags in Spaans
Vertalen alledaags in Portugees
Vertalen alledaags in Pools
Vertalen alledaags in Tsjechisch