overblijven
(v)
(persoon)
|
sobrar
(v)
(persoon)
|
overgebleven
blijven over
blijft over
bleven over
bleef over
|
sobrado
sobram
sobras
sobravam
sobravas
|
overblijven
(v)
(hoeveelheid)
|
ficar
(v)
(hoeveelheid)
|
overgebleven
blijven over
blijft over
bleven over
bleef over
|
ficado
ficam
ficas
ficavam
ficavas
|
overblijven
(v)
(hoeveelheid)
|
sobrar
(v)
(hoeveelheid)
|
overgebleven
blijven over
blijft over
bleven over
bleef over
|
sobrado
sobram
sobras
sobravam
sobravas
|
overblijven
(v)
(hoeveelheid)
|
permanecer
(v)
(hoeveelheid)
|
overgebleven
blijven over
blijft over
bleven over
bleef over
|
permanecido
permanecem
permaneces
permaneciam
permanecias
|
overblijven
(v)
(persoon)
|
restar
(v)
(persoon)
|
overgebleven
blijven over
blijft over
bleven over
bleef over
|
restado
restam
restas
restavam
restavas
|
overblijven
(v)
(persoon)
|
ficar
(v)
(persoon)
|
overgebleven
blijven over
blijft over
bleven over
bleef over
|
ficado
ficam
ficas
ficavam
ficavas
|
overblijven
(v)
(hoeveelheid)
|
restar
(v)
(hoeveelheid)
|
overgebleven
blijven over
blijft over
bleven over
bleef over
|
restado
restam
restas
restavam
restavas
|
overblijven
(v)
(persoon)
|
permanecer
(v)
(persoon)
|
overgebleven
blijven over
blijft over
bleven over
bleef over
|
permanecido
permanecem
permaneces
permaneciam
permanecias
|