kleineren (v) (afbreken) | difamar (v) (afbreken) |
kleineren (v) (afbreken) | depreciar (v) (afbreken) |
kleineren (v) (waarde) | denegrir (v) (waarde) |
kleineren (v) (waarde) | subestimar (v) (waarde) |
kleineren (v) (afbreken) | denegrir (v) (afbreken) |
kleineren (v) (waarde) | depreciar (v) (waarde) |
kleineren (v) (waarde) | difamar (v) (waarde) |
kleineren (v) (afbreken) | subestimar (v) (afbreken) |