haten
(v)
(gevoelens)
|
passar mal com
(v)
(gevoelens)
|
haten
(v)
(gevoelens)
|
odiar
(v)
(gevoelens)
|
gehaat
haten
haat
haatten
haatte
|
odiado
odeiam
odeias
odiavam
odiavas
|
haten
(v)
(gevoelens)
|
abominar
(v)
(gevoelens)
|
gehaat
haten
haat
haatten
haatte
|
abominado
abominam
abominas
abominavam
abominavas
|
haten
(v)
(gevoelstoestand)
|
ter nojo de
(v)
(gevoelstoestand)
|
haten
(v)
(gevoelstoestand)
|
passar mal com
(v)
(gevoelstoestand)
|
haten
(v)
(gevoelens)
|
ter nojo de
(v)
(gevoelens)
|
haten
(v)
(gevoelstoestand)
|
ficar revoltado com
(v)
(gevoelstoestand)
|
haten
(v)
(gevoelens)
|
detestar
(v)
(gevoelens)
|
gehaat
haten
haat
haatten
haatte
|
detestado
detestam
detestas
detestavam
detestavas
|
haten
(v)
(gevoelstoestand)
|
ter horror a
(v)
(gevoelstoestand)
|
haten
(v)
(gevoelstoestand)
|
odiar
(v)
(gevoelstoestand)
|
gehaat
haten
haat
haatten
haatte
|
odiado
odeiam
odeias
odiavam
odiavas
|
haten
(v)
(gevoelens)
|
ficar revoltado com
(v)
(gevoelens)
|
haten
(v)
(gevoelstoestand)
|
detestar
(v)
(gevoelstoestand)
|
gehaat
haten
haat
haatten
haatte
|
detestado
detestam
detestas
detestavam
detestavas
|
haten
(v)
(gevoelens)
|
ter horror a
(v)
(gevoelens)
|
haten
(v)
(gevoelstoestand)
|
abominar
(v)
(gevoelstoestand)
|
gehaat
haten
haat
haatten
haatte
|
abominado
abominam
abominas
abominavam
abominavas
|