betwijfelen (v) (onzeker zijn van) | não acreditar (v) (onzeker zijn van) |
betwijfelen (v) (onzeker zijn van) | estar em d vida sobre (v) (onzeker zijn van) |
betwijfelen (v) (twijfel) | levantar d vidas sobre (v) (twijfel) |
betwijfelen (v) (twijfel) | não acreditar (v) (twijfel) |
betwijfelen (v) (onzeker zijn van) | não dar crédito a (v) (onzeker zijn van) |
betwijfelen (v) (wantrouwen) | estar em d vida sobre (v) (wantrouwen) |
betwijfelen (v) (twijfel) | desacreditar (v) (twijfel) |
betwijfelen (v) (wantrouwen) | impugnar (v) (wantrouwen) |
betwijfelen (v) (wantrouwen) | levantar d vidas sobre (v) (wantrouwen) |
betwijfelen (v) (twijfel) | levantar d vidas (v) (twijfel) |
betwijfelen (v) (onzeker zijn van) | duvidar (v) (onzeker zijn van) |
betwijfelen (v) (onzeker zijn van) | desacreditar (v) (onzeker zijn van) |
betwijfelen (v) (wantrouwen) | desacreditar (v) (wantrouwen) |
betwijfelen (v) (twijfel) | impugnar (v) (twijfel) |
betwijfelen (v) (wantrouwen) | não dar crédito a (v) (wantrouwen) |
betwijfelen (v) (wantrouwen) | duvidar (v) (wantrouwen) |
betwijfelen (v) (twijfel) | duvidar (v) (twijfel) |
betwijfelen (v) (wantrouwen) | não acreditar (v) (wantrouwen) |
betwijfelen (v) (twijfel) | não dar crédito a (v) (twijfel) |
betwijfelen (v) (twijfel) | perguntar-se (v) (twijfel) |