betwijfelen (v) (onzeker zijn van) | non credere (v) (onzeker zijn van) |
betwijfelen (v) (twijfel) | domandarsi (v) (twijfel) |
betwijfelen (v) (wantrouwen) | non credere (v) (wantrouwen) |
betwijfelen (v) (wantrouwen) | non prestar credito a (v) (wantrouwen) |
betwijfelen (v) (wantrouwen) | dubitare (v) (wantrouwen) |
betwijfelen (v) (twijfel) | non credere (v) (twijfel) |
betwijfelen (v) (twijfel) | dubitare (v) (twijfel) |
betwijfelen (v) (twijfel) | chiedersi (v) (twijfel) |
betwijfelen (v) (twijfel) | non prestar credito a (v) (twijfel) |
betwijfelen (v) (onzeker zijn van) | dubitare (v) (onzeker zijn van) |
betwijfelen (v) (twijfel) | mettere in dubbio (v) (twijfel) |
betwijfelen (v) (twijfel) | mettere in discussione (v) (twijfel) |
betwijfelen (v) (onzeker zijn van) | essere in dubbio di (v) (onzeker zijn van) |
betwijfelen (v) (onzeker zijn van) | non prestar credito a (v) (onzeker zijn van) |
betwijfelen (v) (twijfel) | contestare (v) (twijfel) |
betwijfelen (v) (wantrouwen) | mettere in dubbio (v) (wantrouwen) |
betwijfelen (v) (wantrouwen) | mettere in discussione (v) (wantrouwen) |
betwijfelen (v) (wantrouwen) | essere in dubbio di (v) (wantrouwen) |