treuzelen (n) (n) (algemeen) | gingillarsi (m) (n) (algemeen) |
treuzelen (n) (n) (algemeen) | l'andare a zonzo (m) (n) (algemeen) |
treuzelen (n) (n) (algemeen) | bighellonare (m) (n) (algemeen) |
treuzelen (n) (v) (tijd) | sciupare nell'ozio (v) (tijd) |
treuzelen (n) (v) (wachten) | attardarsi (v) (wachten) |
treuzelen (n) (v) (tijd) | bighellonare (m) (v) (tijd) |
treuzelen (n) (v) (tijd) | sprecare tempo (v) (tijd) |
treuzelen (n) (v) (wachten) | soffermarsi (v) (wachten) |