bolwerken (v) (moeilijkheid) | fronteggiare (v) (moeilijkheid) |
bolwerken (v) (baan) | farcela (v) (baan) |
bolwerken (v) (succes) | riuscire a (v) (succes) |
bolwerken (v) (moeilijkheid) | far fronte a (v) (moeilijkheid) |
bolwerken (v) (baan) | portare a termine (v) (baan) |
bolwerken (v) (succes) | farcela a (v) (succes) |
bolwerken (v) (moeilijkheid) | affrontare (v) (moeilijkheid) |
het niet meer kunnen bolwerken | non poterne più |
het niet meer kunnen bolwerken | non farcela più |