bolwerken (v) (baan) | bewältigen (v) (baan) |
bolwerken (v) (succes) | es fertig bringen (v) (succes) |
bolwerken (v) (baan) | fertig bringen (v) (baan) |
bolwerken (v) (moeilijkheid) | gewachsen sein (v) (moeilijkheid) |
bolwerken (v) (baan) | schaffen (v) (baan) |
bolwerken (v) (moeilijkheid) | meistern (v) (moeilijkheid) |
het niet meer kunnen bolwerken | es nicht mehr aushalten können |
het niet meer kunnen bolwerken | nicht mehr können |
het niet meer kunnen bolwerken | es nicht mehr bewältigen können |