afzetten
(n)
(n)
(oneerlijkheid)
|
furfanteria
(f)
(n)
(oneerlijkheid)
|
afzetten
(n)
(n)
(oneerlijkheid)
|
canagliata
(f)
(n)
(oneerlijkheid)
|
afzetten
(n)
(n)
(oneerlijkheid)
|
truffa
(f)
(n)
(oneerlijkheid)
|
afzetten
(n)
(n)
(oneerlijkheid)
|
ladrocinio
(m)
(n)
(oneerlijkheid)
|
afzetten
(n)
(n)
(oneerlijkheid)
|
disonestà
(f)
(n)
(oneerlijkheid)
|
afzetten
(n)
(n)
(oneerlijkheid)
|
mascalzonata
(f)
(n)
(oneerlijkheid)
|
afzetten
(n)
(n)
(oneerlijkheid)
|
imbroglio
(m)
(n)
(oneerlijkheid)
|
afzetten
(n)
(n)
(oneerlijkheid)
|
furto
(m)
(n)
(oneerlijkheid)
|
afzetten
(n)
(v)
(bezorgen)
|
lasciare
(v)
(bezorgen)
|
afgezet
zetten af
zet af
zetten af
zette af
|
lasciando
lasci
lasciano
lasciavano
lasciavi
|
afzetten
(n)
(v)
(employé)
|
levare di mezzo
(v)
(employé)
|
afzetten
(n)
(v)
(algemeen)
|
deporre
(v)
(algemeen)
|
afgezet
zetten af
zet af
zetten af
zette af
|
deponendo
depongono
deponi
deponevano
deponevi
|
afzetten
(n)
(v)
(bezorgen)
|
deporre
(v)
(bezorgen)
|
afgezet
zetten af
zet af
zetten af
zette af
|
deponendo
depongono
deponi
deponevano
deponevi
|
afzetten
(n)
(v)
(baan)
|
destituire
(v)
(baan)
|
afgezet
zetten af
zet af
zetten af
zette af
|
destituendo
destituisci
destituiscono
destituivano
destituivi
|
afzetten
(n)
(v)
(onttronen)
|
mettere in cassa integrazione
(v)
(onttronen)
|
afzetten
(n)
(v)
(employé)
|
allontanare
(v)
(employé)
|
afgezet
zetten af
zet af
zetten af
zette af
|
allontanando
allontanano
allontani
allontanavano
allontanavi
|
afzetten
(n)
(v)
(baan)
|
detronizzare
(v)
(baan)
|
afgezet
zetten af
zet af
zetten af
zette af
|
detronizzando
detronizzano
detronizzi
detronizzavano
detronizzavi
|
afzetten
(n)
(v)
(Geld)
|
soffiare
(v)
(Geld)
|
afgezet
zetten af
zet af
zetten af
zette af
|
soffiando
soffi
soffiano
soffiavano
soffiavi
|
afzetten
(n)
(v)
(employé)
|
eliminare
(v)
(employé)
|
afgezet
zetten af
zet af
zetten af
zette af
|
eliminando
eliminano
elimini
eliminavano
eliminavi
|
afzetten
(n)
(v)
(onttronen)
|
licenziare
(v)
(onttronen)
|
afgezet
zetten af
zet af
zetten af
zette af
|
licenziando
licenzi
licenziano
licenziavano
licenziavi
|
afzetten
(n)
(v)
(bezorgen)
|
destituire
(v)
(bezorgen)
|
afgezet
zetten af
zet af
zetten af
zette af
|
destituendo
destituisci
destituiscono
destituivano
destituivi
|
afzetten
(n)
(v)
(baan)
|
mettere in cassa integrazione
(v)
(baan)
|
afzetten
(n)
(v)
(onttronen)
|
dimettere
(v)
(onttronen)
|
afgezet
zetten af
zet af
zetten af
zette af
|
dimettendo
dimetti
dimettono
dimettevano
dimettevi
|
afzetten
(n)
(v)
(geneeskunde)
|
amputare
(v)
(geneeskunde)
|
afgezet
zetten af
zet af
zetten af
zette af
|
amputando
amputano
amputi
amputavano
amputavi
|
afzetten
(n)
(v)
(bezorgen)
|
detronizzare
(v)
(bezorgen)
|
afgezet
zetten af
zet af
zetten af
zette af
|
detronizzando
detronizzano
detronizzi
detronizzavano
detronizzavi
|
afzetten
(n)
(v)
(elektrisch apparaat)
|
spegnere
(v)
(elektrisch apparaat)
|
afgezet
zetten af
zet af
zetten af
zette af
|
spegnendo
spegni
spengono
spegnevano
spegnevi
|
afzetten
(n)
(v)
(bedrog)
|
spogliare di
(v)
(bedrog)
|
afzetten
(n)
(v)
(onttronen)
|
detronizzare
(v)
(onttronen)
|
afgezet
zetten af
zet af
zetten af
zette af
|
detronizzando
detronizzano
detronizzi
detronizzavano
detronizzavi
|
afzetten
(n)
(v)
(onttronen)
|
lasciare
(v)
(onttronen)
|
afgezet
zetten af
zet af
zetten af
zette af
|
lasciando
lasci
lasciano
lasciavano
lasciavi
|
afzetten
(n)
(v)
(baan)
|
licenziare
(v)
(baan)
|
afgezet
zetten af
zet af
zetten af
zette af
|
licenziando
licenzi
licenziano
licenziavano
licenziavi
|
afzetten
(n)
(v)
(onttronen)
|
deporre
(v)
(onttronen)
|
afgezet
zetten af
zet af
zetten af
zette af
|
deponendo
depongono
deponi
deponevano
deponevi
|
afzetten
(n)
(v)
(baan)
|
deporre
(v)
(baan)
|
afgezet
zetten af
zet af
zetten af
zette af
|
deponendo
depongono
deponi
deponevano
deponevi
|
afzetten
(n)
(v)
(onttronen)
|
destituire
(v)
(onttronen)
|
afgezet
zetten af
zet af
zetten af
zette af
|
destituendo
destituisci
destituiscono
destituivano
destituivi
|
afzetten
(n)
(v)
(Geld)
|
estorcere con l'inganno
(v)
(Geld)
|
afzetten
(n)
(v)
(algemeen)
|
porre giù
(v)
(algemeen)
|
afzetten
(n)
(v)
(Licht)
|
spegnere
(v)
(Licht)
|
afgezet
zetten af
zet af
zetten af
zette af
|
spegnendo
spegni
spengono
spegnevano
spegnevi
|
afzetten
(n)
(v)
(baan)
|
dimettere
(v)
(baan)
|
afgezet
zetten af
zet af
zetten af
zette af
|
dimettendo
dimetti
dimettono
dimettevano
dimettevi
|