afzetten (n) (n) (oneerlijkheid) | man uvres frauduleuses (f) (n) (oneerlijkheid) |
afzetten (n) (n) (oneerlijkheid) | vol manifeste (m) (n) (oneerlijkheid) |
afzetten (n) (n) (oneerlijkheid) | tromperie (f) (n) (oneerlijkheid) |
afzetten (n) (n) (oneerlijkheid) | escroquerie (f) (n) (oneerlijkheid) |
afzetten (n) (n) (oneerlijkheid) | malhonnêteté (f) (n) (oneerlijkheid) |
afzetten (n) (n) (oneerlijkheid) | tricherie (f) (n) (oneerlijkheid) |
afzetten (n) (v) (elektrisch apparaat) | éteindre (v) (elektrisch apparaat) |
afzetten (n) (v) (elektrisch apparaat) | fermer (v) (elektrisch apparaat) |
afzetten (n) (v) (onttronen) | destituer (v) (onttronen) |
afzetten (n) (v) (baan) | destituer (v) (baan) |
afzetten (n) (v) (baan) | renvoyer (v) (baan) |
afzetten (n) (v) (onttronen) | déposer (v) (onttronen) |
afzetten (n) (v) (bezorgen) | destituer (v) (bezorgen) |
afzetten (n) (v) (onttronen) | débaucher (v) (onttronen) |
afzetten (n) (v) (Geld) | soutirer à (v) (Geld) |
afzetten (n) (v) (algemeen) | déposer (v) (algemeen) |
afzetten (n) (v) (onttronen) | congédier (v) (onttronen) |
afzetten (n) (v) (onttronen) | licencier (v) (onttronen) |
afzetten (n) (v) (onttronen) | renvoyer (v) (onttronen) |
afzetten (n) (v) (baan) | détrôner (v) (baan) |
afzetten (n) (v) (baan) | débaucher (v) (baan) |
afzetten (n) (v) (Licht) | éteindre (v) (Licht) |
afzetten (n) (v) (Geld) | escroquer à (v) (Geld) |
afzetten (n) (v) (bezorgen) | détrôner (v) (bezorgen) |
afzetten (n) (v) (geneeskunde) | amputer (v) (geneeskunde) |
afzetten (n) (v) (baan) | déposer (v) (baan) |
afzetten (n) (v) (baan) | congédier (v) (baan) |
afzetten (n) (v) (bedrog) | soutirer quelque chose de quelqu'un par la ruse (v) (bedrog) |
afzetten (n) (v) (baan) | licencier (v) (baan) |
afzetten (n) (v) (employé) | éliminer (v) (employé) |
afzetten (n) (v) (bezorgen) | déposer (v) (bezorgen) |
afzetten (n) (v) (onttronen) | détrôner (v) (onttronen) |