schorten
(v)
(tijd)
|
tarder
(v)
(tijd)
|
|
schorten
(v)
(tijd)
|
temporiser
(v)
(tijd)
|
|
schorten
(v)
(tijd)
|
retarder
(v)
(tijd)
|
|
schorten
(v)
(tijd)
|
ajourner
(v)
(tijd)
|
schorten
(v)
(tijd)
|
reporter à
(v)
(tijd)
|
|
schorten
(v)
(tijd)
|
mettre en veilleuse
(v)
(tijd)
|
|
schorten
(v)
(tijd)
|
accorder un sursis
(v)
(tijd)
|
|
schorten
(v)
(tijd)
|
remettre à plus tard
(v)
(tijd)
|
|
schorten
(v)
(tijd)
|
remettre
(v)
(tijd)
|
|
schorten
(v)
(tijd)
|
différer
(v)
(tijd)
|
|
schorten
(v)
(tijd)
|
mettre en suspens
(v)
(tijd)
|
|
schorten
(v)
(tijd)
|
faire traîner les choses
(v)
(tijd)
|
|
schorten
(v)
(tijd)
|
mettre en sommeil
(v)
(tijd)
|
|
schorten
(v)
(tijd)
|
renvoyer à
(v)
(tijd)
|
|
schorten
(v)
(tijd)
|
atermoyer
(v)
(tijd)
|
|
schorten
(v)
(tijd)
|
reporter
(m)
(v)
(tijd)
|
|
schorten
(v)
(tijd)
|
remettre au lendemain
(v)
(tijd)
|
|
schorten
(v)
(tijd)
|
surseoir à
(v)
(tijd)
|
Schorten Voorbeelden3 voorbeelden gevonden
|
schorten aan
|
clocher
|
|
schorten aan
|
se passer
|
|
schorten aan
|
ne pas aller
|
Vertalen Schorten in andere talen
