opduiken (n) (n) (te voorschijn komen) | émersion (f) (n) (te voorschijn komen) |
opduiken (n) (n) (te voorschijn komen) | apparition (f) (n) (te voorschijn komen) |
opduiken (n) (v) (de kop opsteken) | émerger (v) (de kop opsteken) |
opduiken (n) (v) (de kop opsteken) | se manifester (v) (de kop opsteken) |
opduiken (n) (v) (verschijnen) | se montrer (v) (verschijnen) |
opduiken (n) (v) (verschijnen) | faire son apparition (v) (verschijnen) |
opduiken (n) (v) (verschijnen) | apparaître (v) (verschijnen) |
opduiken (n) (v) (de kop opsteken) | surgir (v) (de kop opsteken) |
opduiken (n) (v) (de kop opsteken) | faire son apparition (v) (de kop opsteken) |
opduiken (n) (v) (verschijnen) | paraître (v) (verschijnen) |
opduiken (n) (v) (de kop opsteken) | se montrer (v) (de kop opsteken) |
opduiken (n) (v) (verschijnen) | émerger (v) (verschijnen) |
opduiken (n) (v) (de kop opsteken) | apparaître (v) (de kop opsteken) |
opduiken (n) (v) (de kop opsteken) | paraître (v) (de kop opsteken) |
opduiken (n) (v) (verschijnen) | se manifester (v) (verschijnen) |
opduiken (n) (v) (verschijnen) | surgir (v) (verschijnen) |
weer opduiken | reparaître |