behouden
(a)
(ongeval)
|
indemne
(a)
(ongeval)
|
behouden
(a)
(gevaar)
|
indemne
(a)
(gevaar)
|
behouden
(a)
(ongeval)
|
sain et sauf
(a)
(ongeval)
|
behouden
(a)
(gevaar)
|
sain et sauf
(a)
(gevaar)
|
behouden
(v)
(bezit)
|
conserver
(v)
(bezit)
|
behouden
behouden
behoudt
behielden
behield
|
aient conservé
aies conservé
conserve
|
behouden
(v)
(bezit)
|
retenir
(v)
(bezit)
|
behouden
behouden
behoudt
behielden
behield
|
aient retenu
aies retenu
retiens
|
behouden
(v)
(betrekkingen)
|
retenir
(v)
(betrekkingen)
|
behouden
behouden
behoudt
behielden
behield
|
aient retenu
aies retenu
retiens
|
behouden
(v)
(bezit)
|
garder
(v)
(bezit)
|
behouden
behouden
behoudt
behielden
behield
|
aient gardé
aies gardé
garde
|
behouden
(v)
(betrekkingen)
|
maintenir
(v)
(betrekkingen)
|
behouden
behouden
behoudt
behielden
behield
|
aient maintenu
aies maintenu
maintiens
|
behouden
(v)
(betrekkingen)
|
conserver
(v)
(betrekkingen)
|
behouden
behouden
behoudt
behielden
behield
|
aient conservé
aies conservé
conserve
|
behouden
(v)
(bezit)
|
maintenir
(v)
(bezit)
|
behouden
behouden
behoudt
behielden
behield
|
aient maintenu
aies maintenu
maintiens
|
behouden
(v)
(betrekkingen)
|
garder
(v)
(betrekkingen)
|
behouden
behouden
behoudt
behielden
behield
|
aient gardé
aies gardé
garde
|