Afnemen — Nederlandse Frans vertaling207 vertalingen gevonden

afnemen (a) (wiskunde) rabattre (a) (wiskunde)
afnemen (a) (wiskunde) déduire (a) (wiskunde)
afnemen (a) (wiskunde) soustraire (a) (wiskunde)
afnemen (v) (teruglopen) s'estomper (v) (teruglopen)
afnemen (v) (hoed) décroître (v) (hoed)
afnemen (v) (verminderen) déposséder de (v) (verminderen)
afnemen (v) (interesseren) retirer (v) (interesseren)
afnemen (v) (hoed) descendre (v) (hoed)
afnemen (v) (interesseren) ralentir (v) (interesseren)
afnemen (v) (teruglopen) retirer (v) (teruglopen)
afnemen (v) (voorwerpen) faiblir (v) (voorwerpen)
afnemen (v) (grootte) diminuer (v) (grootte)
afnemen (v) (voorwerpen) diminuer (v) (voorwerpen)
afnemen (v) (interesseren) couper (v) (interesseren)
afnemen (v) (spelen - kaarten) déposséder de (v) (spelen - kaarten)
afnemen (v) (kleding) réduire (v) (kleding)
afnemen (v) (geluid) dépendre (v) (geluid)
afnemen (v) (hoop) s'évanouir (v) (hoop)
afnemen (v) (hoeveelheid) s'amoindrir (v) (hoeveelheid)
afnemen (v) (slinken) dépendre (v) (slinken)
afnemen (v) (verminderen) prendre (v) (verminderen)
afnemen (v) (spelen - kaarten) aller en diminuant (v) (spelen - kaarten)
afnemen (v) (spelen - kaarten) s'estomper (v) (spelen - kaarten)
afnemen (v) (geluid) ôter (v) (geluid)
afnemen (v) (wind) décroître (v) (wind)
afnemen (v) (voorwerpen) s'apaiser (v) (voorwerpen)
afnemen (v) (minder intens worden) diminuer la pression (v) (minder intens worden)
afnemen (v) (voorwerpen) aller en diminuant (v) (voorwerpen)
afnemen (v) (verminderen) s'estomper (v) (verminderen)
afnemen (v) (spelen - kaarten) réduire (v) (spelen - kaarten)
afnemen (v) (interesseren) faiblir (v) (interesseren)
afnemen (v) (spelen - kaarten) prendre (v) (spelen - kaarten)
afnemen (v) (slinken) s'amoindrir (v) (slinken)
afnemen (v) (spelen - kaarten) descendre (v) (spelen - kaarten)
afnemen (v) (spelen - kaarten) enlever (v) (spelen - kaarten)
afnemen (v) (spelen - kaarten) retirer (v) (spelen - kaarten)
afnemen (v) (kleding) faiblir (v) (kleding)
afnemen (v) (wind) diminuer (v) (wind)
afnemen (v) (teruglopen) décrocher (v) (teruglopen)
afnemen (v) (slinken) amoindrir (v) (slinken)
afnemen (v) (hoop) s'affaiblir (v) (hoop)
afnemen (v) (kleding) ralentir (v) (kleding)
afnemen (v) (spelen - kaarten) décrocher (v) (spelen - kaarten)
afnemen (v) (geluid) s'apaiser (v) (geluid)
afnemen (v) (teruglopen) prendre (v) (teruglopen)
afnemen (v) (geluid) diminuer (v) (geluid)
afnemen (v) (verminderen) réduire (v) (verminderen)
afnemen (v) (hoed) s'estomper (v) (hoed)
afnemen (v) (hoeveelheid) ôter (v) (hoeveelheid)
afnemen (v) (slinken) retirer (v) (slinken)
afnemen (v) (spelen - kaarten) s'amoindrir (v) (spelen - kaarten)
afnemen (v) (voorwerpen) prendre (v) (voorwerpen)
afnemen (v) (grootte) amoindrir (v) (grootte)
afnemen (v) (voorwerpen) couper (v) (voorwerpen)
afnemen (v) (hoed) ôter (v) (hoed)
afnemen (v) (grootte) s'amoindrir (v) (grootte)
afnemen (v) (geluid) descendre (v) (geluid)
afnemen (v) (hoeveelheid) enlever (v) (hoeveelheid)
afnemen (v) (geluid) aller en diminuant (v) (geluid)
afnemen (v) (verminderen) retirer (v) (verminderen)
afnemen (v) (voorwerpen) s'amoindrir (v) (voorwerpen)
afnemen (v) (geluid) prendre (v) (geluid)
afnemen (v) (voorwerpen) décroître (v) (voorwerpen)
afnemen (v) (teruglopen) s'apaiser (v) (teruglopen)
afnemen (v) (interesseren) enlever (v) (interesseren)
afnemen (v) (voorwerpen) s'estomper (v) (voorwerpen)
afnemen (v) (hoeveelheid) faiblir (v) (hoeveelheid)
afnemen (v) (hoeveelheid) déposséder de (v) (hoeveelheid)
afnemen (v) (interesseren) aller en diminuant (v) (interesseren)
afnemen (v) (hoed) couper (v) (hoed)
afnemen (v) (interesseren) déposséder de (v) (interesseren)
afnemen (v) (hoop) disparaître graduellement (v) (hoop)
afnemen (v) (hoeveelheid) décrocher (v) (hoeveelheid)
afnemen (v) (teruglopen) décroître (v) (teruglopen)
afnemen (v) (hoeveelheid) s'apaiser (v) (hoeveelheid)
afnemen (v) (spelen - kaarten) dépendre (v) (spelen - kaarten)
afnemen (v) (verminderen) diminuer (v) (verminderen)
afnemen (v) (voorwerpen) réduire (v) (voorwerpen)
afnemen (v) (interesseren) s'estomper (v) (interesseren)
afnemen (v) (slinken) ôter (v) (slinken)
afnemen (v) (grootte) faiblir (v) (grootte)
afnemen (v) (spelen - kaarten) décroître (v) (spelen - kaarten)
afnemen (v) (interesseren) s'apaiser (v) (interesseren)
afnemen (v) (geluid) déposséder de (v) (geluid)
afnemen (v) (kleding) aller en diminuant (v) (kleding)
afnemen (v) (teruglopen) tomber (v) (teruglopen)
afnemen (v) (wind) tomber (v) (wind)
afnemen (v) (hoed) faiblir (v) (hoed)
afnemen (v) (kleding) décroître (v) (kleding)
afnemen (v) (verminderen) descendre (v) (verminderen)
afnemen (v) (spelen - kaarten) ralentir (v) (spelen - kaarten)
afnemen (v) (hoeveelheid) retirer (v) (hoeveelheid)
afnemen (v) (verminderen) faiblir (v) (verminderen)
afnemen (v) (minder intens worden) diminuer la tension (v) (minder intens worden)
afnemen (v) (hoed) aller en diminuant (v) (hoed)
afnemen (v) (hoed) enlever (v) (hoed)
afnemen (v) (verminderen) enlever (v) (verminderen)
afnemen (v) (slinken) enlever (v) (slinken)
afnemen (v) (hoed) diminuer (v) (hoed)
afnemen (v) (teruglopen) descendre (v) (teruglopen)
afnemen (v) (slinken) prendre (v) (slinken)
afnemen (v) (voorwerpen) décrocher (v) (voorwerpen)
afnemen (v) (teruglopen) réduire (v) (teruglopen)
afnemen (v) (hoeveelheid) couper (v) (hoeveelheid)
afnemen (v) (voorwerpen) ôter (v) (voorwerpen)
afnemen (v) (aantal) tomber (v) (aantal)
afnemen (v) (interesseren) s'amoindrir (v) (interesseren)
afnemen (v) (kleding) dépendre (v) (kleding)
afnemen (v) (teruglopen) déposséder de (v) (teruglopen)
afnemen (v) (verminderen) aller en diminuant (v) (verminderen)
afnemen (v) (verminderen) couper (v) (verminderen)
afnemen (v) (grootte) s'apaiser (v) (grootte)
afnemen (v) (hoop) décroître (v) (hoop)
afnemen (v) (hoeveelheid) descendre (v) (hoeveelheid)
afnemen (v) (geluid) enlever (v) (geluid)
afnemen (v) (slinken) diminuer (v) (slinken)
afnemen (v) (grootte) réduire (v) (grootte)
afnemen (v) (kleding) s'amoindrir (v) (kleding)
afnemen (v) (teruglopen) faiblir (v) (teruglopen)
afnemen (v) (kleding) déposséder de (v) (kleding)
afnemen (v) (hoeveelheid) décroître (v) (hoeveelheid)
afnemen (v) (verminderen) s'apaiser (v) (verminderen)
afnemen (v) (hoed) ralentir (v) (hoed)
afnemen (v) (geluid) retirer (v) (geluid)
afnemen (v) (geluid) faiblir (v) (geluid)
afnemen (v) (wind) se calmer (v) (wind)
afnemen (v) (slinken) décrocher (v) (slinken)
afnemen (v) (slinken) réduire (v) (slinken)
afnemen (v) (hoed) déposséder de (v) (hoed)
afnemen (v) (verminderen) ralentir (v) (verminderen)
afnemen (v) (interesseren) diminuer (v) (interesseren)
afnemen (v) (interesseren) décroître (v) (interesseren)
afnemen (v) (teruglopen) dépendre (v) (teruglopen)
afnemen (v) (interesseren) dépendre (v) (interesseren)
afnemen (v) (hoeveelheid) diminuer (v) (hoeveelheid)
afnemen (v) (hoeveelheid) réduire (v) (hoeveelheid)
afnemen (v) (slinken) couper (v) (slinken)
afnemen (v) (teruglopen) ôter (v) (teruglopen)
afnemen (v) (teruglopen) diminuer (v) (teruglopen)
afnemen (v) (teruglopen) s'amoindrir (v) (teruglopen)
afnemen (v) (voorwerpen) dépendre (v) (voorwerpen)
afnemen (v) (slinken) déposséder de (v) (slinken)
afnemen (v) (verminderen) amoindrir (v) (verminderen)
afnemen (v) (hoed) retirer (v) (hoed)
afnemen (v) (interesseren) ôter (v) (interesseren)
afnemen (v) (verminderen) décroître (v) (verminderen)
afnemen (v) (kleding) descendre (v) (kleding)
afnemen (v) (voorwerpen) enlever (v) (voorwerpen)
afnemen (v) (spelen - kaarten) diminuer (v) (spelen - kaarten)
afnemen (v) (kleding) s'estomper (v) (kleding)
afnemen (v) (verminderen) s'amoindrir (v) (verminderen)
afnemen (v) (verminderen) restreindre (v) (verminderen)
afnemen (v) (interesseren) prendre (v) (interesseren)
afnemen (v) (geluid) s'estomper (v) (geluid)
afnemen (v) (slinken) s'apaiser (v) (slinken)
afnemen (v) (voorwerpen) ralentir (v) (voorwerpen)
afnemen (v) (slinken) s'estomper (v) (slinken)
afnemen (v) (slinken) descendre (v) (slinken)
afnemen (v) (hoeveelheid) prendre (v) (hoeveelheid)
afnemen (v) (verminderen) décrocher (v) (verminderen)
afnemen (v) (spelen - kaarten) couper (v) (spelen - kaarten)
afnemen (v) (teruglopen) ralentir (v) (teruglopen)
afnemen (v) (geluid) couper (v) (geluid)
afnemen (v) (hoeveelheid) dépendre (v) (hoeveelheid)
afnemen (v) (interesseren) décrocher (v) (interesseren)
afnemen (v) (hoed) s'amoindrir (v) (hoed)
afnemen (v) (spelen - kaarten) s'apaiser (v) (spelen - kaarten)
afnemen (v) (kleding) prendre (v) (kleding)
afnemen (v) (teruglopen) aller en diminuant (v) (teruglopen)
afnemen (v) (kleding) retirer (v) (kleding)
afnemen (v) (spelen - kaarten) ôter (v) (spelen - kaarten)
afnemen (v) (slinken) décroître (v) (slinken)
afnemen (v) (kleding) s'apaiser (v) (kleding)
afnemen (v) (geluid) ralentir (v) (geluid)
afnemen (v) (verminderen) baisser (v) (verminderen)
afnemen (v) (voorwerpen) retirer (v) (voorwerpen)
afnemen (v) (interesseren) réduire (v) (interesseren)
afnemen (v) (slinken) faiblir (v) (slinken)
afnemen (v) (voorwerpen) déposséder de (v) (voorwerpen)
afnemen (v) (geluid) décroître (v) (geluid)
afnemen (v) (interesseren) descendre (v) (interesseren)
afnemen (v) (kleding) enlever (v) (kleding)
afnemen (v) (hoeveelheid) s'estomper (v) (hoeveelheid)
afnemen (v) (spelen - kaarten) faiblir (v) (spelen - kaarten)
afnemen (v) (hoed) prendre (v) (hoed)
afnemen (v) (kleding) diminuer (v) (kleding)
afnemen (v) (verminderen) tomber (v) (verminderen)
afnemen (v) (slinken) ralentir (v) (slinken)
afnemen (v) (teruglopen) enlever (v) (teruglopen)
afnemen (v) (geluid) décrocher (v) (geluid)
afnemen (v) (verminderen) dépendre (v) (verminderen)
afnemen (v) (hoed) dépendre (v) (hoed)
afnemen (v) (kleding) décrocher (v) (kleding)
afnemen (v) (geluid) réduire (v) (geluid)
afnemen (v) (teruglopen) couper (v) (teruglopen)
afnemen (v) (verminderen) ôter (v) (verminderen)
afnemen (v) (hoed) décrocher (v) (hoed)
afnemen (v) (geluid) s'amoindrir (v) (geluid)
afnemen (v) (hoed) s'apaiser (v) (hoed)
afnemen (v) (teruglopen) se calmer (v) (teruglopen)
afnemen (v) (slinken) aller en diminuant (v) (slinken)
afnemen (v) (kleding) couper (v) (kleding)
afnemen (v) (kleding) ôter (v) (kleding)
afnemen (v) (hoed) réduire (v) (hoed)
afnemen (v) (voorwerpen) descendre (v) (voorwerpen)
afnemen (v) (hoeveelheid) ralentir (v) (hoeveelheid)
afnemen (v) (hoeveelheid) aller en diminuant (v) (hoeveelheid)
Afnemen Voorbeelden1 Bijvoorbeeld gevonden
ademtest afnemen donner l'alcootest à
Vertalen Afnemen in andere talen
Vertalen afnemen in Engels
Vertalen afnemen in Duits
Vertalen afnemen in Italiaans
Vertalen afnemen in Spaans
Vertalen afnemen in Portugees
Vertalen afnemen in Sloveens
Vertalen afnemen in Pools
Vertalen afnemen in Tsjechisch